ECLI:NL:RBDHA:2025:1174

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
NL24.51718
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de Minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan een Italiaanse eiser. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a van de Vreemdelingenwet 2000, en de eiser had beroep ingesteld tegen dit besluit, dat tevens als verzoek om schadevergoeding werd aangemerkt. Tijdens de zitting op 7 januari 2025 was de eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en was er een beëdigde tolk aanwezig. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder het ontbreken van rechtsbijstand voorafgaand aan het gehoor en het gebruik van een beëdigde tolk, beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een gebrek in de procedure, aangezien de tolk correct was ingezet en de eiser voldoende was geïnformeerd. De rechtbank oordeelde dat de Minister voldoende gronden had om de maatregel van bewaring te handhaven, en dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestond. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 14 januari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51718
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser
(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en

de Minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: M. Lorier).

Procesverloop

Bij besluit van 24 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 7 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L.M. Admiraal. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Italiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1992] .
Recht op rechtsbijstand
2. Eiser voert aan dat hij voorafgaand aan zijn gehoor voor de inbewaringstelling op 24 december 2024 niet in de gelegenheid is gesteld om met een advocaat te spreken. Bij aanvang van het gehoor is een piketmelding verstuurd. In het proces-verbaal staat dat eiser meerdere keren heeft verklaard dat hij geen advocaat bij het gehoor wilde, echter heeft hij juist wel om een advocaat gevraagd waarop de ambtenaar boos reageerde. Gemachtigde van eiser heeft de piketmelding pas na het gehoor ontvangen, waardoor zij niet in staat is geweest om eiser voorafgaand aan het gehoor te spreken of bij het gehoor te zijn.
3. De rechtbank overweegt dat eiser in zijn gehoor voor de inbewaringstelling op 24 december 2024 om 14:50 uur op pagina 3 heeft verklaard dat hij geen advocaat bij het gehoor wenste en hij er geen bezwaar tegen had om met het gehoor aan te vangen. Op pagina 3 verklaart hij wel een advocaat voor de verdere procedure te willen. Op pagina 1
van dit gehoor is vermeld dat op 24 december 2024 om 14:58 uur een piketmelding is verzonden. Het proces-verbaal van het gehoor voor de inbewaringstelling is op ambtseed opgemaakt en ondertekend. De rechtbank heeft geen reden om niet van de juistheid van dit ondertekende proces-verbaal uit te gaan. De beroepsgrond slaagt niet.
Gehoor ophouding en voor inbewaringstelling
4. Eiser voert aan dat er sprake is van een ernstig gebrek omdat de ophouding (M105-A) op 24 december 2024 en het gehoor voor de inbewaringstelling (M110) op 24 december 2024 zonder beëdigd tolk hebben plaatsgevonden. Dit terwijl eiser wel
een tolk bij de gehoren wenste. De verbalisanten hebben zelf in de Engelse taal met eiser gecommuniceerd. Hierdoor staan er volgens eiser onjuistheden in de proces-verbalen van deze gehoren.
5. De rechtbank is van oordeel dat zowel uit het proces-verbaal ophouding (M105-A) als uit het proces-verbaal van het gehoor voor de inbewaringstelling (M110) blijkt dat er gebruik is gemaakt van dezelfde beëdigde tolk in de Engelse taal. Het tolkennummer wordt ook in het proces-verbaal genoemd. Uit het Register beëdigde tolken en vertalers blijkt dat deze tolk is beëdigd als tolk in onder andere de Engelse taal. Eiser heeft in beide proces- verbalen aangegeven de tolk goed te hebben verstaan. En daarbij zijn de proces-verbalen op ambtseed opgemaakt. Er is dus geen sprake van een gebrek, de beroepsgrond slaagt niet.

Bewaringsgronden

6. In de maatregel van bewaring heeft de minister overwogen dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De minister heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3d. niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit;
3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser alle zware en lichte gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd heeft betwist. De minister heeft ter zitting verklaard de zware grond onder 4b niet langer te handhaven. Ten aanzien van de zware grond onder 3a stelt eiser dat hij rechtmatig Nederland is binnengekomen. Hij vloog vanuit Duitsland
met een Italiaans paspoort naar Nederland. Eiser heeft dat paspoort van de Italiaanse autoriteiten gekregen en was zich er dus niet van bewust dat het paspoort vals zou zijn. Ten aanzien van de zware grond onder 3d stelt eiser dat hij wel heeft meegewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Hij heeft in Nederland direct stukken overlegd waaruit bleek wie hij was. Naast zijn Italiaanse paspoort heeft hij ook allerlei stukken uit Duitsland overlegd die op zijn naam stonden zoals zijn arbeidscontract en verzekeringsdocument. Voorts voert eiser aan dat hij de achternaam van zijn vader niet meer gebruikt. Zijn vader is overleden en daar wil hij niet aan herinnerd worden.
8. De rechtbank oordeelt dat de minister de zware gronden onder 3a en 3d aan de maatregel van bewaring ten grondslag mocht leggen. Deze gronden zijn feitelijk juist en voldoende gemotiveerd. Eiser is met een door de Koninklijke Marechaussee vals bevonden Italiaans paspoort Nederland binnengekomen. Eiser heeft bovendien ook verklaard dat hij de Ghanese nationaliteit zou hebben. Eiser heeft echter geen Ghanees paspoort noch een visum overgelegd. De minister heeft dan ook aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij over zijn nationaliteit verschillende verklaringen heeft afgelegd en aliassen gebruikt. De beroepsgrond slaagt niet.
9. De twee zware gronden onder 3a en 3d zijn voldoende om de maatregel te kunnen dragen. De rechtbank laat de overige gronden om die reden onbesproken.
Lichter middel
10. Eiser stelt dat de minister had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. Het is immers duidelijk dat eiser naar Berlijn wil terugkeren, omdat hij daar woont, werkt en zijn vriendin die hun kind verwacht daar woont.
11. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende heeft gemotiveerd dat er niet kan worden volstaan met een lichter middel. Uit de gronden van de maatregel en de motivering blijkt al dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Eiser heeft nadat hij in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend met onbekende bestemming vertrokken en hij gebruikt meerdere aliassen. De beroepsgrond slaagt niet.

Ambtshalve toetsing

12. De rechtbank moet ook ambtshalve toetsen of de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. Op grond van de stukken en wat op de zitting is besproken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is.
Conclusie
13. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.G.M. van Veen, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 januari 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.