ECLI:NL:RBDHA:2025:11591
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsdocument EU/EER voor verblijf bij minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER om bij zijn drie minderjarige Nederlandse kinderen te verblijven. Deze aanvraag werd op 5 juni 2023 door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. H.J. Toonders, afgewezen. Na het indienen van bezwaar, bleef de afwijzing op 20 augustus 2024 gehandhaafd. Hierop heeft verzoeker beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak gedaan zonder zitting. In de beoordeling heeft de voorzieningenrechter verwezen naar een eerdere uitspraak met zaaknummer NL24.35396, waarin het beroep van verzoeker werd behandeld. Gezien deze eerdere uitspraak heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.