ECLI:NL:RBDHA:2025:11582

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
09-400848-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige voor poging woningoverval met bedreiging

Op 11 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2007, die werd beschuldigd van het medeplegen van een poging tot woningoverval. De verdachte en zijn medeverdachte zijn op 16 december 2024 te 's-Gravenhage het huis van de slachtoffers binnengedrongen, gewapend met een (nep) vuurwapen, en hebben onder bedreiging geprobeerd de slachtoffers te beroven van een geldbedrag van 40.000 euro. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 84 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast is er een taakstraf opgelegd bestaande uit een leerstraf So-Cool van 50 uren, subsidiair 25 dagen vervangende jeugddetentie. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft geen strafblad en heeft zich goed gehouden aan de voorwaarden van de voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zich verder te ontwikkelen met behulp van begeleiding en toezicht van de jeugdreclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 09-400848-24
Datum uitspraak: 11 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum 1] 2007 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzittingen van 20 maart 2025 (pro forma) en 28 mei 2025 (inhoudelijke behandeling).
De officier van justitie in deze zaak is mr. S. van Dongen en de raadsman van de verdachte is mr. E.C. Kerkhoven te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 december 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om een geldbedrag (ter waarde van 40.000 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen/te richten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met betrekking tot het tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat dit kan worden bewezen verklaard.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsman geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal DH3R024116/30Barcheta van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Den Haag-Zuid, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 112).
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 28 mei 2025;
2. Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , opgemaakt op 16 december 2024 (p. 66-69);
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] , opgemaakt op 16 december 2024 (p. 70-72).
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 16 december 2024 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een
ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om een geldbedrag, dat aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde
,weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan
ente doen vergezellen van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp aan/op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te tonen
ente richten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of typefouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De officier van justitie heeft gevorderd een gedeelte daarvan van 84 dagen voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de jeugdreclassering, dat de verdachte onderwijs volgt of een andere vorm van dagbesteding heeft, dat hij zich houdt aan een locatieverbod voor de wijken [wijknaam 1] en [wijknaam 2] en dat de verdachte zich houdt aan een contactverbod met de aangevers en de medeverdachte.
Daarnaast dient volgens de officier van justitie een taakstraf te worden opgelegd, bestaande uit de leerstraf So-Cool (verlengd) van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) te volgen en de verdachte naast een deels voorwaardelijke straf de leerstraf So-Cool op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een poging woningoverval. De verdachten zijn bewapend het huis van de slachtoffers binnen gegaan en hebben daar onder dreiging van een (nep) vuurwapen geprobeerd de slachtoffers te beroven. Dat de woningoverval niet is gelukt, is te danken aan het handelen van de slachtoffers. Zij begonnen zo hard te gillen dat de verdachten schrokken en zijn weggerend. Woningovervallen veroorzaken vaak niet alleen de nodige materiële schade, maar maken ook een enorme inbreuk op het gevoel van veiligheid en de privacy van de bewoners. Een woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Daarnaast zorgen woningovervallen ook in de samenleving in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid. De verdachte heeft met zijn handelen alleen gedacht aan geld verdienen en heeft geen enkel oog gehad voor de belangen van de slachtoffers.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 maart 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft dan ook geen invloed op de hoogte van de straf.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 21 mei 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige op de zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat de verdachte zich goed heeft gehouden aan de schorsende voorwaarden van de voorlopige hechtenis. De verdachte is gemotiveerd om aan zijn toekomst te werken en hij uit daarbij een sterke wens voor een toekomst zonder delictgedrag. De verdachte heeft de gevolgen van zijn handelen onvoldoende overzien en overdacht maar was gedreven door 'snel en gemakkelijk geld verdienen'. Daarbij wordt een vaardighedentekort geconstateerd in het overzien van problemen, het inschatten van situaties, het omgaan met beïnvloeding en het maken van verstandige keuzes. Daarnaast heeft de Raad zorgen om de vriendenkeuze van de verdachte. De Raad vindt het essentieel dat de verdachte aan de slag gaat met zijn vaardighedentekort om de kans op herhaling te verkleinen. Gelet hierop adviseert de Raad om de verdachte de leerstraf So-Cool (verlengd) op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad om aan de verdachte – naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest – een voorwaardelijke werkstraf op te leggen met bijzondere voorwaarden. Het risico om recidive te voorkomen moet langere tijd in de gaten gehouden worden. Een proeftijd van twee jaren is daarom op zijn plaats.
De deskundige van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering heeft op de zitting naar voren gebracht dat de verdachte zich goed houdt aan de afspraken. Hij zoekt zelf contact als hij vragen heeft of tegen dingen aanloopt en hij staat open voor begeleiding.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt vermeld voor een woningoverval een jeugddetentie vanaf zes maanden.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het feit zoals door de verdachte is gepleegd zonder meer een jeugddetentie, al dan niet in voorwaardelijke vorm, rechtvaardigt. Bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder laten meewegen de ernst van het feit, dat de verdachte het samen met zijn medeverdachte heeft gepleegd en dat hij met een (nep) vuurwapen richting de slachtoffers heeft gedreigd. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte sinds zijn schorsing van de voorlopige hechtenis een positieve ontwikkeling doormaakt. Hij houdt zich aan de afspraken met de jeugdreclassering en sinds een week is zijn avondklok verruimd. Door de deskundigen is bovendien naar voren gebracht dat een avondklok voor de verdachte niet meer nodig is. De rechtbank acht het niet in het belang van de verdachte als deze ontwikkeling doorkruist wordt door een onvoorwaardelijke jeugddetentie. Daarnaast acht de rechtbank het van groot belang dat de straf bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank de jeugddetentie voor een deel voorwaardelijk opleggen, zodat de verdachte zich met behulp van toezicht, begeleiding en behandeling zo gunstig mogelijk verder kan ontwikkelen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verdachte ook een taakstraf zal moeten uitvoeren, om recht te doen aan de ernst van het feit en de kans op herhaling te verkleinen.
De rechtbank heeft er verder naar gestreefd de op te leggen straf zo veel mogelijk in lijn te brengen met de straf die wordt opgelegd in de zaak van de medeverdachte.
Alles overwegende zal de rechtbank een jeugddetentie opleggen voor de duur van 180 dagen, met aftrek van de voorlopige hechtenis, waarvan 84 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf bestaande uit de leerstraf So-Cool (verlengd). Door middel van deze leerstraf kan de verdachte zijn sociale vaardigheden versterken. De door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden en het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering zijn daarbij passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat de begeleiding door de coach wordt gecontinueerd.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

8.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.4 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht (96 dagen), geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, groot
84 (vierentachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich gedurende de proeftijd meldt bij William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen, zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dat noodzakelijk acht;
2. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect en ook niet via sociale media – contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
de slachtoffers:
- [slachtoffer 1] , geboren op [geboortedatum 2] 2007;
- [slachtoffer 2] , geboren op [geboortedatum 3] 1982;
de medeverdachte:
- [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum 4] 2007;
zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. zich gedurende de proeftijd niet bevindt in de wijken [wijknaam 1] en [wijknaam 2] in [plaats] ;
4
.gedurende de proeftijd meewerkt aan de begeleiding door/vanuit een coach;
5. gedurende de proeftijd onderwijs volgt of andere zinvolle en door de jeugdreclassering goedgekeurde dagbesteding heeft.
geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdreclassering en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen
aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld
in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden
toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek
van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de
jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht,
daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten So-Cool verlengd, voor de duur van
50 (vijftig) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
25 (vijfentwintig) dagen;
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. van Die, kinderrechter, voorzitter,
mr. S. van der Harg, kinderrechter,
en mr. C.M. Koole, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.J. van Heel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 juni 2025.
Mr. E. van Die is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.