6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte, een (destijds) 32-jarig man, heeft zich schuldig gemaakt aan de verkrachting van een (destijds) 13-jarig meisje, doordat hij zich door haar heeft laten pijpen. Met zijn handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de geestelijke en lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Niet zelden wordt de normale seksuele ontwikkeling van dergelijke slachtoffers door dit handelen doorkruist. De verdachte wist dat het slachtoffer was weggelopen uit een jeugdinstelling en hij wist ook dat zij minderjarig was. Ondanks die wetenschap heeft de verdachte niet anders gehandeld, misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie en zich door zijn eigen lust laten leiden. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan de onttrekking aan het wettig over dit meisje gestelde gezag en aan het opzicht van degene die dit desbevoegd uitoefende. Hierdoor heeft de verdachte het de William Schrikker Stichting en jeugdinstelling Ipse de Brugge onmogelijk gemaakt om het gezag en het opzicht over haar uit te oefenen. Daarbij heeft hij in strijd met de belangen van het minderjarige meisje gehandeld door haar de benodigde structuur, behandeling en begeleiding te onthouden. Ook dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 18 december 2024. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij door het gerechtshof Den Haag op 9 mei 2018 onherroepelijk is veroordeeld voor verkrachting (ex. art. 242 Sr (oud) en art. 240b, eerste lid, Sr (oud)) tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 20 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, waarbij bijzondere voorwaarden zijn gesteld. Desondanks heeft de verdachte zich wederom aan een soortgelijk feit schuldig gemaakt.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van de Pro Justitia-rapportages van de psychiater, van 29 maart 2025 en van de psycholoog van 4 april 2025.
De psychiater, dr. A. Lim, onder supervisie van psychiater drs. B.J. van der Hoeven, heeft bij de verdachte een autismespectrumstoornis, en een licht verstandelijke beperking met daarnaast vermijdende persoonlijkheidstrekken vastgesteld. Tijdens de tenlastegelegde feiten leed de verdachte hieraan en dat beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte gedeeltelijk, aldus de psychiater. De verdachte heeft vanuit zijn psychopathologie beperkingen in zijn sociaal functioneren en kan zijn gedragskeuzes in mindere mate overzien. Hij kan daardoor beperkt overzicht houden bij sociaal complexe situaties. De psychiater heeft geadviseerd het tenlastegelegde de verdachte daarom in verminderende mate toe te rekenen.
Verder heeft de psychiater het recidiverisico op een zedendelict, zonder enige vorm van behandeling, op matig-hoog ingeschat en geadviseerd tot monitoring en een doorlopende intensieve behandeling in een gespecialiseerde setting met kennis van autismespectrumstoornissen en zedendelicten.
Tot slot heeft de psychiater geadviseerd dat deze monitoring en behandeling moet plaatsvinden in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden, eventueel met een GVM. Een klinische start van de tbs-maatregel heeft de psychiater daarbij overwogen, maar de nadruk moet volgens de psychiater liggen op een intensieve, ambulante en langdurige behandeling en begeleiding. Een klinische start zou als risico hebben het verlies van bepaalde beschermende factoren bij de verdachte, zoals huisvesting en werk. De psychiater heeft een klinische behandeling dan ook niet geadviseerd.
Ook de psycholoog, drs. J. J. Yntema, heeft bij de verdachte een autismespectrumstoornis vastgesteld, die gepaard gaat met een gebrek aan centrale coherentie. Dit maakt dat de verdachte moeite heeft met het begrijpen van de bredere betekenis of context. Dit kan ertoe bijdragen dat de verdachte de morele en juridische consequenties van zijn gedrag niet volledig overziet, aldus de psycholoog. Vanwege zijn autismespectrumstoornis kon de verdachte niet goed inschatten hoe de situatie voor het slachtoffer als minderjarige was en welke gevolgen dit voor haar kon hebben. Daarom heeft de psycholoog geadviseerd het tenlastegelegde de verdachte in mindere mate toe te rekenen.
De psycholoog heeft het recidivegevaar op hoog ingeschat, als de verdachte niet wordt behandeld. Maar uit de Stable 2007 en Static-99R begrijpt de rechtbank dat het recidivegevaar volgens de psycholoog matig-hoog is. De psycholoog heeft ook een matig-hoog recidiverisico als uitganspunt genomen bij de geadviseerde maatregel. Vanwege de problematiek bij de verdachte, in combinatie met het matig-hoge recidiverisico, heeft de verdachte naar verwachting van de psycholoog baat bij een ambulante dagbehandeling voor zedendelinquenten. Een behandeling binnen een klinische setting wordt door de psycholoog minder effectief geacht. De tbs-maatregel met voorwaarden lijkt een passend kader, vanwege recidive na een eerder opgelegde behandeling, waarbij de verdachte gedurende langere tijd de noodzakelijke behandeling moet krijgen om zijn behandeldoelen te kunnen realiseren. De psycholoog heeft tot slot in overwegging gegeven dat een GVM opgelegd zou kunnen worden om de verdachte zo lang als nodig is te kunnen volgen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het maatregelenrapport van Reclassering Nederland van 6 mei 2025, opgesteld door [naam] . Zij is ter terechtzitting ook als deskundige gehoord. De reclassering is het grotendeels eens met de conclusies van de psychiater en de psycholoog. Geadviseerd wordt om, in lijn met het advies van de psychiater en psycholoog, het tenlastegelegde de verdachte in verminderende mate toe te rekenen en om een stevig kader te stellen met oplegging van de tbs-maatregel met voorwaarden en een GVM. In tegenstelling tot de psychiater en de psycholoog, acht de reclassering het recidivegevaar hoog, aangezien de verdachte in 2021 een reclasseringstoezicht positief heeft afgerond, waarbij de verdachte ambulant is behandeld bij De Waag. Desondanks is de verdachte gerecidiveerd. In het kader van recidivebeperking acht de reclassering het daarom noodzakelijk dat betrokkene langduriger en intensiever behandeld wordt om vervolgens onder strikte voorwaarden zijn resocialisatie te kunnen bewerkstelligen. Een behandeling binnen een klinische setting is met name vanwege het hoge recidiverisico volgens de reclassering geïndiceerd en wordt dus geadviseerd.
Toerekenbaarheid
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de psycholoog, psychiater en de reclassering voor wat betreft de toerekenbaarheid. De rechtbank zal het bewezenverklaarde de verdachte daarom in verminderde mate toerekenen.
De op te leggen straf
De rechtbank stelt voorop dat zij, gelet op de ernst van de feiten en het in 2018 opgelegde toezicht, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden een gepasseerd station acht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De rechtbank acht, gelet op wat in vergelijkbare gevallen is opgelegd, een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend zoals bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.
De op te leggen maatregel
Op grond van de aard van de feiten, de Pro Justitia-rapportages en de reclasseringsrapportage, is de rechtbank van oordeel dat, mede gelet op een matig-hoog recidiverisico, de veiligheid van anderen eist dat aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden wordt opgelegd. De verdachte heeft zich op de terechtzitting van 17 juni 2025 bereid verklaard mee te werken aan de hieronder te stellen voorwaarden.
De rechtbank stelt daarbij vast dat bij de verdachte tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van geestesvermogens bestond, waarbij een autismespectrumstoornis op de voorgrond staat, en dat de door verdachte begane feiten misdrijven zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
De rechtbank zal voor wat betreft de vraag of de verdachte eerst al dan niet klinisch behandeld moet worden, aansluiten bij de overwegingen en conclusies van de psychiater en de psycholoog. Zij hebben uitvoerig uiteengezet dat de verdachte, gelet op zijn autismespectrumstoornis en beschermde factoren, het beste langdurig en in een ambulante setting behandeld kan worden en dat een klinische behandeling in het geval van de verdachte, mede vanwege die stoornis, niet effectief wordt geacht. Dit brengt met zich dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een klinische behandeling geen passende voorwaarde vindt.
De rechtbank zal dan ook ter bescherming van de veiligheid van anderen de volgende voorwaarden stellen die het gedrag van verdachte betreffen:
- geen strafbare feiten plegen;
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling;
- contactverbod met slachtoffer;
- vermijden contact met minderjarigen;
- drugsverbod;
- alcoholverbod;
- meewerken aan raadpleging referenten;
- realiseren en behouden dagbesteding;
- inzicht geven in financiën en desgewenst meewerken financieel begeleidingstraject;
- opbouw sociaal netwerk;
- niet naar het buitenland.
De tbs-maatregel met voorwaarden zal worden opgelegd voor een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betreft het onder 1 bewezen verklaarde feit. Indien alsnog wordt beslist dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd, kan de tbs-maatregel daarna langer duren dan vier jaren.
In de ernst van de problematiek van de verdachte en het feit dat sprake is van een matig-hoog recidiverisico, ziet de rechtbank aanleiding om conform artikel 38, zesde lid, Sr te bevelen dat de tbs-maatregel met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Vanwege de aard en duur van de op te leggen tbs met voorwaarden, zie de rechtbank in deze zaak geen aanleiding om daarnaast een GVM op te leggen.