ECLI:NL:RBDHA:2025:11565
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buitenbehandelingstelling aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 11 april 2022 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is de minister bij de buitenbehandelingstelling van de aanvraag gebleven. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarop de minister heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft het beroep op 16 april 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser, zijn zoon, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. De minister heeft in het bestreden besluit overwogen dat de aanvraag van eiser buiten behandeling is gesteld op grond van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de aanvraag niet compleet was ingediend. Eiser heeft verschillende keren de gelegenheid gekregen om de ontbrekende informatie te overleggen, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank oordeelt dat de minister de aanvraag buiten behandeling mocht stellen, omdat eiser niet heeft voldaan aan de vereisten voor de toestemmingsverklaringen en niet tijdig de benodigde informatie heeft aangeleverd.
Eiser heeft aangevoerd dat zijn medische situatie ernstig is en dat hij bijzondere omstandigheden heeft, maar de rechtbank oordeelt dat deze argumenten niet relevant zijn voor de vraag of de aanvraag terecht buiten behandeling is gesteld. De rechtbank concludeert dat de minister niet in gebreke is gebleven en dat de hoorplicht niet is geschonden. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag in stand blijft en hij geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.