ECLI:NL:RBDHA:2025:11457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
23_6398
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de WIA-uitkering na ziekmelding en eerdere besluiten

In deze zaak heeft eiseres, die zich op 30 maart 2018 ziekmeldde met rug- en psychische klachten, een WIA-uitkering aangevraagd. Na een eerdere toekenning van de uitkering op 27 maart 2020, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 36,58% werd vastgesteld, heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen een later besluit waarin deze mate werd gewijzigd naar 36,48%. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken het beroep van eiseres ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraken bevestigd. Eiseres meldde in mei 2021 toegenomen klachten, waaronder hartklachten, maar de verzekeringsarts concludeerde dat er geen reden was om de eerder vastgestelde beperkingen te herzien. De arbeidsdeskundige heeft drie functies geduid waarin eiseres geschikt werd geacht, met een verlies aan verdiencapaciteit van 37,66%. Eiseres heeft in bezwaar aangevoerd dat zij niet op een hoorzitting is gehoord, maar de rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende gelegenheid had geboden. Ook de stelling dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was, werd verworpen. De rechtbank concludeert dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld en dat de mate van arbeidsongeschiktheid terecht op 37,66% is vastgesteld. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/6398

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. N.M. Fakiri),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

Bij besluit van 28 december 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 27 december 2022 vastgesteld op 37,66%.
Bij besluit van 28 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, namens de gemachtigde van eiseres mr. Z. Eker en de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst en bepaald dat eiseres nadere stukken in het geding brengt.
Eiseres heeft hierop per e-mail van 25 oktober 2024 de verzochte stukken ingediend.
Verweerder heeft hierop gereageerd bij brief van 21 februari 2025 en daarbij de reactie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 6 februari 2025 overgelegd.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn kenbaar gemaakt een nadere zitting te willen.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Beoordeling door de rechtbank
1. Eiseres heeft zich op 30 maart 2018 ziekgemeld met rug- en psychische klachten voor haar werkzaamheden als thuiszorg medewerker bij [bedrijfsnaam] B.V. Na het einde van dit dienstverband is aan haar per 2 april 2018 een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend.
2. Op 30 december 2019 heeft eiseres een aanvraag voor een WIA-uitkering ingediend. Bij besluit van 19 februari 2020 heeft verweerder per 27 maart 2020 een WIA-uitkering toegekend. De mate van arbeidsongeschiktheid is daarbij vastgesteld op 36,58%. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij besluit van 30 augustus 2021 ongegrond verklaard, waarbij wel de mate van arbeidsongeschiktheid gewijzigd is in 36,48%. Eiseres heeft beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het besluit van 30 augustus 2021. Bij uitspraak van 9 februari 2023 heeft de rechtbank dit beroep ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. Bij uitspraak van 19 maart 2025 heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
3. Op 20 mei 2021 heeft eiseres bij verweerder gemeld dat zij sinds 1 maart 2021 hartklachten heeft. Naar aanleiding hiervan heeft de verzekeringsarts onderzoek verricht. Zij heeft daarbij eiseres op 13 juni 2022 op het spreekuur onderzocht en informatie ingewonnen bij de behandelend artsen. In haar rapport heeft de verzekeringsarts vermeld dat eiseres bekend is met rugklachten, psychische klachten (posttraumatische stressstoornis) en hypothyroïdie. Eiseres claimt per 1 maart 2021 toegenomen klachten. Er zou sprake zijn van hartklachten, maar in de medische stukken worden geen cardiale klachten beschreven. Daarnaast is er sinds april 2022 sprake van een matig carpaal tunnelsyndroom (CTS). De neuroloog schrijft hierover dat bij onderzoek sprake is van een normale kracht en motoriek. Bij eigen onderzoek zijn de bevindingen dezelfde. De verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat in de eerder opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 14 januari 2019 reeds een beperkte fysieke en psychische belastbaarheid is geaccepteerd en dat er geen reden is om eiseres per 1 maart 2021 sterker te beperken. Wel heeft eiseres sinds april 2022 CTS-klachten en is zij hierom beperkt ten aanzien van werken met toetsenbord en muis en stevige schroefbewegingen met de rechterhand/pols. Verder is gelet op de aard van aandoeningen en het dagverhaal, geen aanleiding om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een nieuwe FML, geldend vanaf 1 april 2022.
4. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de FML drie functies geduid, te weten de functies lader, losser (sbc-code: 111220), inpakker handmatig (sbc-code: 111190) en medewerker tuinbouw (sbc-code: 111010). Eiseres wordt voor deze functies met inachtneming van haar beperkingen geschikt geacht. Met deze functies kan eiseres volgens de arbeidsdeskundige een loon verdienen dat afgezet tegen haar maatmanloon een verlies aan verdiencapaciteit oplevert van 37,66%. Als reservefunctie is geduid de functie productiemedewerker industrie (sbc-code: 111180).
5. Bij het primaire besluit heeft verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 27 december 2022 vastgesteld op 37,66%.
6. Naar aanleiding van het door eiseres tegen het primaire besluit gemaakte bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b onderzoek verricht. Hij heeft daarbij dossierstudie verricht. In zijn rapport heeft de verzekeringsarts b&b vermeld dat de verzekeringsarts gemotiveerd heeft aangegeven dat er per 1 maart 2021 (of nadien) geen verergering is opgetreden van de klachten waarvoor eiseres destijds de WIA-uitkering werd toegekend. In bezwaar is niets naar voren gebracht wat iets aan die motivering afdoet. Vanaf april 2022 is er sprake van klachten als gevolg van CTS en voor deze klachten zijn aanvullende beperkingen aangenomen. Verder is het onderzoek van de psyche voldoende geweest en zijn er geen gegevens overgelegd waaruit meer beperkingen zouden blijken. De combinatie van lichamelijke en psychische klachten leidt niet als vanzelf tot een urenbeperking. Los daarvan is er ook in de heroverweging geen gegronde reden om tot een urenbeperking over te gaan, aldus de verzekeringsarts b&b.
7. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiseres onverminderd geschikt geacht voor de door de arbeidsdeskundige geduide functies.
8. Verweerder heeft bij het bestreden besluit zijn standpunt gehandhaafd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres 37,66% bedraagt. Aan dat besluit liggen de onder 6 en 7 genoemde rapporten van de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
9. Eiseres voert aan dat zij in bezwaar ten onrechte niet op een hoorzitting is gehoord. Deze beroepsgrond faalt. Uit het dossier is de rechtbank gebleken dat verweerder op 28 april 2023 en 19 juli 2023 contact heeft opgenomen met de secretaresse van de gemachtigde van eiseres voor het maken van een afspraak. Beide keren is door de secretaresse van de gemachtigde van eiseres toegezegd dat hierover teruggebeld zou worden voor het maken van een afspraak, maar beide keren heeft de gemachtigde van eiseres geen contact meer opgenomen met verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres daarmee voldoende gelegenheid geboden om een afspraak te maken voor de hoorzitting. Dat geen hoorzitting heeft plaatsgevonden is uitsluitend door toedoen van de gemachtigde van eiseres.
10. Eiseres voert aan dat het lichamelijk en psychisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest. Ook dit slaagt niet. De verzekeringsarts heeft eiseres lichamelijk en psychisch onderzocht, zij heeft het dossier bestudeerd en de informatie van de neuroloog en de huisarts bij haar oordeel betrokken. Daarmee was voldoende medische informatie voorhanden om tot een oordeel te kunnen komen. In bezwaar heeft eiseres geen nieuwe medische gegevens overgelegd. De verzekeringsarts b&b heeft kunnen volstaan met dossierstudie. Het medisch onderzoek is naar het oordeel van de rechtbank dan ook zorgvuldig geweest.
11.1.
Eiseres voert voorts aan dat onvoldoende is gemotiveerd waarom geen sprake is van toegenomen klachten dan wel dat er geen urenbeperking aan de orde. Zij heeft er op gewezen dat met name haar psychische klachten onvoldoende rekening is gehouden.
11.2.
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de juistheid van het medisch oordeel van de verzekeringsartsen te twijfelen. Er is rekening met de rugklachten, de hypothyroïdie en ook de klachten die verband houden met CTS. Hiervoor zijn ook beperkingen aangenomen in de FML. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat haar beperkingen ten aanzien van deze klachten zijn onderschat.
Ook heeft de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de psychische beperkingen onjuist zijn vastgesteld. Er is rekening gehouden met de PTSS-klachten van eiseres, zoals die bekend waren ten tijde van de datum in geding. Het feit dat de mate van arbeidsongeschiktheid per 1 juni 2024 is verhoogd, geeft geen reden om te concluderen dat per de datum hier in geding meer beperkingen hadden moeten worden aangenomen. De verhoging van de uitkering per 1 juni 2024 is gelegen in een opleving van de PTSS-klachten van eiseres nadat bekend is geworden dat ook een ander familielid dezelfde traumatiserende ervaringen had meegemaakt. Niet is gebleken dat de opleving van deze klachten al aan de orde was ten tijde van de datum hier in geding. Verder heeft de verzekeringsarts afdoende gemotiveerd dat er geen reden is om een urenbeperking aan te nemen. Gelet op het voorgaande zijn de beperkingen van eiseres per 1 april 2022 juist vastgesteld.
11.3.
Uitgaande van de juistheid van de door de verzekeringsarts opgestelde FML ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van eiseres voor de geduide functies.
12. Gezien het loon dat eiseres met het vervullen van de geduide functies kan verdienen afgezet tegen haar maatmanloon heeft verweerder terecht de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres vastgesteld op 37,66%,
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van W.M. Colpa, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.