ECLI:NL:RBDHA:2025:11451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
C/09/677635 / FA RK 24-9139, C/09/677639 / FA RK 24-9142, C/09/683145 / FA RK 25-2601
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling voorlopige omgangsregeling en onderzoek Raad voor de Kinderbescherming in een familiezakenprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 juni 2025 een beschikking gegeven in een familiezakenprocedure betreffende de omgangsregeling tussen een vader en zijn kinderen. De moeder had verzocht om wijziging van de voorlopige omgangsregeling die eerder was vastgesteld op 5 februari 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kinderen voorlopig bij de vader zullen zijn onder begeleiding van de grootouders vaderszijde, om de week op zondag van 13.00 uur tot 16.00 uur. Daarnaast is er belcontact tussen de kinderen en de vader op de andere zondag van 13.00 uur tot 14.00 uur. De rechtbank heeft ook bepaald dat de omgang onder regie van Cardea zal plaatsvinden, waarbij Cardea verantwoordelijk is voor de opbouw en begeleiding van de omgangsregeling. De Raad voor de Kinderbescherming is verzocht om een onderzoek te verrichten naar de situatie van de kinderen en de ouders, met als doel te adviseren over de verdere omgangsregeling. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden tot na het rapport van de Raad, dat uiterlijk op 1 november 2025 moet worden ingediend. De verzoeken van de moeder tot het treffen van voorlopige voorzieningen en wijziging van de voorlopige voorzieningen zijn afgewezen, omdat de rechtbank van oordeel is dat de omgangsregeling voorlopig moet worden gehandhaafd in het belang van de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummers: FA RK 24-9139 (bodemzaak), FA RK 24-9142 (223 Rv) en FA RK
25-2601 (wijziging 223 Rv)
Zaaknummers: C/09/677635 (bodemzaak), C/09/677639 (223 Rv) en C/09/683145 (wijziging 223 Rv)
Datum beschikking: 30 juni 2025

Omgang en voorlopige voorzieningen ex artikel 223 Rv

Beschikkingop de op 12 december 2024, 23 december 2024 en 7 april 2025 ingekomen verzoekschriften van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. E.M. Kooij te Noordwijkerhout.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. R.J. Ottens te Noordwijk.

Procedure

Bij beschikking van 5 februari 2025 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang –:
- bepaald dat de kinderen voorlopig bij de vader zullen zijn bij en onder aanwezigheid van opa en/of oma vaderszijde om de week op zondag van 13.00 uur tot 16.00 uur, waarbij de moeder de kinderen naar de grootouders brengt en na de omgang weer ophaalt;
- bepaald dat de kinderen voorlopig op de andere zondag belcontact zullen hebben met de vader tussen 13.00 uur en 14.00 uur;
- bepaald dat partijen de rechtbank uiterlijk 15 juni 2025 informeren omtrent het verloop van de omgang;
- vastgesteld dat partijen bij proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar [instantie 1] voor deelname aan het traject Ouderschapsbemiddeling/Parallel (solo) ouderschap en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
- bepaald dat partijen de rechtbank uiterlijk 15 juni 2025 informeren omtrent het verloop van voornoemd traject;
- iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang tot 1 juli 2025 pro forma aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken in de procedures, waaronder nu ook:
- het verzoekschrift tot wijziging van de voorlopige voorziening van 2 april 2025 van de moeder;
- het F9-formulier van 15 mei 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlage;
- het F9-formulier van 19 mei 2025 van de advocaat van de vader, met bijlage;
- het verweerschrift tegen de wijziging van de voorlopige voorziening;
- het F9-formulier van 12 juni 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlage.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben zich in raadkamer uitgelaten over de verzoeken.
Op 16 juni 2025 is de behandeling op de zitting van deze rechtbank voortgezet in de vorm van een gecombineerde behandeling van het verzoek in de bodemprocedure, het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Aanvullend verzoek en verweer

De moeder verzoekt – met wijziging van de in de beschikking van 5 februari 2025 van deze rechtbank vastgestelde voorlopige regeling –:
- te bepalen dat er geen telefonisch of fysiek contact tussen de vader en de kinderen
is toegestaan, behalve als dit onder begeleiding van een daartoe gespecialiseerde hulpverlener plaatsvindt;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft alles wat in de vorige beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Omgang
Standpunt moeder
De moeder wil dat de vader de onbegeleide omgang met de kinderen wordt ontzegd. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de contactmomenten tussen de vader en de kinderen sinds de beschikking van 5 februari 2025 moeizaam zijn verlopen. Ook blijken de belmomenten voor de kinderen te lang te zijn, waarbij de vader belastende uitspraken doet tegen de kinderen. Daarbij heeft de vader [minderjarige 1] op 28 maart 2025 opgehaald in strijd met de omgangsregeling zoals is vastgesteld in de vorige beschikking. Sindsdien heeft de moeder niet meer meegewerkt aan de omgang tussen de kinderen en de vader. Verder heeft de moeder aangegeven dat zij geen vertrouwen meer heeft in begeleiding van de omgang door de grootouders vaderszijde. De moeder wil dat het contact alleen onder begeleiding van een professionele derde plaatsvindt.
Standpunt vader
De vader vindt dat het contact tussen hem en de kinderen zo spoedig mogelijk moet worden hersteld. De vader heeft aangegeven dat hij openstaat voor begeleid contact met de kinderen. De grootouders vaderszijde willen het contact tussen hem en de kinderen begeleiden en zij zijn daartoe ook geschikt. Verder zijn de moeder en haar partner aanwezig bij de belmomenten tussen de vader en de kinderen, waardoor de kinderen geen onbelast contact kunnen hebben met de vader. Ten aanzien van het incident van 28 maart 2025 had [minderjarige 1] zelf aangegeven graag bij de vader te willen blijven, maar de vader beseft dat hij hem niet had mogen meenemen.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat er op dit moment geen contact is tussen de vader en de kinderen omdat er op 28 maart 2025 een incident heeft plaatsgevonden. De vader heeft [minderjarige 1] die dag in strijd met de voorlopige omgangsregeling opgehaald. Dit incident heeft er uiteindelijk toe geleid dat de vader door de politie is aangehouden. Hiervan is [minderjarige 1] ook getuige geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het contact tussen de vader en de kinderen moet worden hersteld. Daarbij wil zij het handelen van de vader niet bagatelliseren want dat is niet goed te praten. De rechtbank wil de kinderen alleen niet de dupe laten zijn van dit gedrag. De rechtbank zal daarom, in afwachting van het door de rechtbank te gelasten onderzoek van de Raad, zoals hierna zal worden toegelicht, als voorlopige omgangsregeling bepalen dat de vader om de week op zondag gedurende drie uren omgang zal hebben met de kinderen, waarbij de omgang onder begeleiding plaatsvindt van (een van) de grootouders vaderszijde. De moeder heeft bezwaar gemaakt tegen het begeleiden van de omgangsmomenten door de grootouders vaderszijde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de moeder onvoldoende aangetoond dat het noodzakelijk is dat de vader alleen onder begeleiding van een professionele derde contact kan hebben met de kinderen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat de kinderen voorlopig op de andere zondag belcontact zullen hebben met de vader tussen 13.00 uur en 14.00 uur, nu de moeder op de zitting heeft aangegeven zich niet te verzetten tegen belcontact tussen de vader en de kinderen. De rechtbank overweegt dat in het kader van de voorlopige omgang het contact
altijdwordt begeleid door (een van) de grootouders vaderszijde. De omgang hoeft niet bij de grootouders thuis plaats te vinden.
Nu op de zitting is gebleken dat Cardea al betrokken is bij de ouders, zal de rechtbank tevens bepalen dat de voorlopige omgang tussen de vader en de kinderen zal plaatsvinden onder regie van Cardea , waarbij de eventuele opbouw en de wijze van de omgang door Cardea zullen worden bepaald. Het is dan ook nadrukkelijk aan Cardea om te bepalen hoe de voorlopige omgangsregeling onder begeleiding van opa en/of oma vaderszijde moet worden opgebouwd, of de voorlopige omgangsregeling op een later moment kan worden uitgebreid en op welke wijze die verdere omgang dan moet worden begeleid. Op de zitting is gebleken dat Cardea de hulpverlening momenteel tijdelijk zou hebben stopgezet, nu deze procedure een contra-indicatie is. De rechtbank overweegt daarom uitdrukkelijk dat het van belang is dat Cardea in de komende periode betrokkenheid krijgt bij het herstel van het contact tussen de vader en de kinderen. De rechtbank merkt in dit kader op dat de Raad op de zitting heeft aangegeven dat een gesprek tussen de vader en [minderjarige 1] over het incident van 28 maart 2025 helpend kan zijn.
Gelet op het voorgaande en de complexiteit van de situatie, acht de rechtbank zich onvoldoende geïnformeerd om een definitieve beslissing op de verzoeken te nemen. De rechtbank is daarom, gelet op hetgeen uit de stukken en op de zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat een onderzoek door de Raad geïndiceerd is. Dit onderzoek moet in ieder geval gericht zijn op de volgende vragen:
Is er sprake van de bezwaren als genoemd in artikel 1:253a, tweede lid, onder a, BW juncto artikel 1:377a, derde lid, BW, die in de weg staan aan contacten tussen de vader en de kinderen?
Zo nee, welke omgangsregeling tussen de vader en de kinderen is het meest in het belang van de kinderen?
Daarnaast wordt de Raad gevraagd of verdere hulpverlening noodzakelijk is en zo ja, welke hulpverlening ingezet kan worden voor de vader, de moeder en de kinderen gezamenlijk of individueel. Indien nodig kan de Raad het onderzoek uitbreiden met onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel.
In afwachting van de resultaten van het raadsonderzoek zal de rechtbank de voorlopige omgangsregeling vaststellen als na te melden. Iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang zal pro forma worden aangehouden tot na te melden pro formadatum. Na ontvangst van het rapport en het advies van de Raad zal de rechtbank bezien of een nadere mondelinge behandeling nodig is. Indien de behandeling ter zitting wordt voortgezet, zal ook de Raad voor deze zitting worden opgeroepen.
De rechtbank merkt nog op dat het van belang is dat beide ouders deze begeleide voorlopige omgangsregeling strikt uitvoeren, omdat de Raad dan meer zicht heeft op de vader en de kinderen en deze uitkomsten kan meenemen in zijn onderzoek.
Dwangsom
Nu de rechtbank een beslissing over de omgangsregeling zal aanhouden, zal zij ook een beslissing over de dwangsom aanhouden.
Bijzondere curator
De rechtbank ziet geen aanleiding om een bijzondere curator voor de kinderen te benoemen. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de kinderen hun stem hebben laten horen door met de kinderrechter te praten. De rechtbank zal dit verzoek van de vader dan ook afwijzen.
Het verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen (C/09/677639 / FA RK 24-9142) en het verzoek tot wijziging van de voorlopige voorzieningen (C/09/683145 / FA RK
25-2601)
Omdat op de zitting de verzoeken in de bodemzaak zijn behandeld en de rechtbank in afwachting van het onderzoek van de Raad een voorlopige omgangsregeling tussen de vader en de kinderen zal vaststellen, zal de rechtbank de verzoeken van de moeder bij gebrek aan belang afwijzen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van 5 februari 2025 van deze rechtbank –:
in de procedure met zaak- en rekestnummer C/09/677635 / FA RK 24-9139
bepaalt dat de minderjarigen:
-[minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2013 te [geboorteplaats 1] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats 2] ;
voorlopig bij de vader zullen zijn onder begeleiding van opa en/of oma vaderszijde om de week op zondag van 13.00 uur tot 16.00 uur;
bepaalt dat de kinderen voorlopig op de andere zondag belcontact zullen hebben met de vader tussen 13.00 uur en 14.00 uur;
bepaalt dat de omgang tussen de vader en de kinderen voorlopig onder regie van Cardea zal plaatsvinden, waarbij Cardea zal bepalen hoe de voorlopige omgangsregeling onder begeleiding van opa en/of oma vaderszijde moet worden opgebouwd, of de voorlopige omgangsregeling op een later moment kan worden uitgebreid en op welke wijze die verdere omgang moet worden begeleid;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek te verrichten met het hiervoor omschreven doel en daarover aan de rechtbank te rapporteren en advies uit te brengen;
bepaalt dat de griffier een afschrift van de processtukken aan de Raad voor de Kinderbescherming zal toesturen;
houdt de behandeling aan tot na te melden pro formadatum; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
bepaalt dat de behandeling van de zaak, na ontvangst van het rapport en advies, zal worden voortgezet op een nader te bepalen wijze;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen af;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van
de omgang en de dwangsomaan tot
1 november 2025 pro forma;
in de procedure met zaak- en rekestnummer C/09/677639 / FA RK 24-9142
wijst het verzoek van de moeder tot het treffen van voorlopige voorzieningen af;
in de procedure met zaak- en rekestnummer C/09/683145 / FA RK 25-2601
wijst het verzoek van de moeder tot wijziging van de voorlopige voorzieningen af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 30 juni 2025.