ECLI:NL:RBDHA:2025:1143
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot interstatelijk vertrouwensbeginsel
Op 28 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. B.G. Smouter, een voorlopige voorziening heeft gevraagd na een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 3 januari 2025 besloten de aanvraag van verzoekster voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen, met het argument dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van deze aanvraag. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de mogelijkheid biedt om een voorlopige voorziening te treffen indien er beroep is ingesteld en er onverwijlde spoed vereist is. De rechter heeft vastgesteld dat de rechtsvraag over het interstatelijk vertrouwensbeginsel in een andere beroepszaak door een meervoudige kamer van dezelfde rechtbank zal worden behandeld. Hierdoor is de huidige zaak nog niet aan de beurt voor een inhoudelijke behandeling.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het belang van verzoekster om de uitkomst van haar beroep in Nederland af te wachten, zwaarder weegt dan de belangen van de minister. Het niet treffen van een voorziening zou kunnen leiden tot onomkeerbare gevolgen voor verzoekster, aangezien zij dan aan België zou worden overgedragen terwijl de rechtbank nog niet heeft beslist op de geschilpunten. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen, de overdracht aan België verboden en de minister veroordeeld tot betaling van € 907,- aan proceskosten voor verzoekster.