ECLI:NL:RBDHA:2025:11409

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
C/09/680883 / HA RK 25-104
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van een bestuurder van een stichting met tegenverzoek tot ontslag van een andere bestuurder en verstrekking van afschriften van stukken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontslag van [verweerder] als bestuurder van de Stichting Acacia Institute. Verzoekers, bestaande uit Acacia Water B.V. en [verzoeker], stelden dat [verweerder] zijn taak als bestuurder ernstig had verwaarloosd en dat zijn gedragingen gewichtige redenen voor ontslag rechtvaardigden. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verweerder] zonder grondslag geld heeft overgeboekt van de bankrekening van de Stichting naar Fixeau B.V., hetgeen voldoende reden was voor ontslag. Het tegenverzoek van [verweerder] tot ontslag van [verzoeker] werd afgewezen, omdat de rechtbank geen bewijs van financieel wanbeleid kon vaststellen. De rechtbank heeft ook bepaald dat [verweerder] recht heeft op inzage in bepaalde documenten van de Stichting, en dat de proceskosten worden gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het ontslag van [verweerder] onmiddellijk van kracht is.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/680883 / HA RK 25-104
Beschikking van 28 mei 2025
in de zaak van

1.ACACIA WATER B.V., te Gouda,

2. [verzoeker], te [woonplaats 1] ,
verzoekers, tevens verweerders in het tegenverzoek,
advocaten mrs. M.C.G. van Essen en G.H.G.M. van Berkel,
en
[verweerder], te [woonplaats 2] , gemeente [gemeente] ,
verweerder, tevens verzoeker in het tegenverzoek,
advocaten mrs. J. Mobron en M.M. O’Flaherty,
en
STICHTING ACACIA INSTITUTE, te Gouda,
belanghebbende,
niet verschenen.
Partijen worden hierna respectievelijk “Acacia Water”, “ [verzoeker] ”, “ [verweerder] ” en “de Stichting” genoemd. Verzoekers gezamenlijk worden ook aangeduid als “verzoekers”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met zestien producties, ingekomen op 20 februari 2025;
  • het verweerschrift ten behoeve van de voorlopige voorziening met 15 producties, ingekomen op 11 maart 2025;
1.2.
In verband met de gevraagde voorlopige voorziening, het schorsen van [verweerder] als bestuurder, is een mondelinge behandeling bepaald op 14 maart 2025. Op 13 maart 2025 heeft mr. Van Essen per e-mail aangegeven het verzoek tot het tijdelijk schorsen van [verweerder] (de voorlopige voorziening) in te trekken en daarbij heeft hij aangegeven dat de mondelinge behandeling van 14 maart 2025 geen doorgang hoeft te vinden. Mr. O’Flaherty heeft hierop op 13 maart 2025 per e-mail gereageerd en aangegeven akkoord te zijn met de intrekking van het schorsingsverzoek. De mondelinge behandeling van 14 maart 2025 heeft dan ook niet plaatsgevonden.
1.3.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verweerschrift met achttien producties, ingekomen op 1 april 2025;
  • het herziene verzoekschrift met één aanvullende productie, ingekomen op 2 april 2025;
  • de brief van mr. Van Essen van 4 april 2025 met vijf aanvullende producties.
1.4.
Op 9 april 2025 is de zaak besproken tijdens de mondelinge behandeling. Hierbij waren aanwezig:
- [verzoeker] met mrs. Van Essen en Van Berkel;
  • mevrouw [naam 1] , administratief medewerkster bij Acacia Water (hierna: [naam 1] );
  • [verweerder] met mr. O’Flaherty.
Zowel mrs. Van Essen en Van Berkel als mr. O’Flaherty hebben het woord gevoerd aan de hand van spreekaantekeningen welke zijn overgelegd.
1.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over de toekomst van de Stichting. Partijen hebben aangegeven dat hun nieuwe projecten niet langer via de Stichting lopen. Om die reden is gesproken over de mogelijkheid om tot een regeling te komen waarna de Stichting kan worden ontbonden. In het kader van de overbruggingsperiode is gesproken over gezamenlijke bevoegdheid van [verzoeker] en [verweerder] en het benoemen van een derde, onafhankelijke, bestuurder met een beslissende stem voor het geval [verzoeker] en [verweerder] niet tot een gezamenlijk besluit kunnen komen. Om die reden is tijdens de mondelinge behandeling besloten de zaak tot 24 april 2025 aan te houden om partijen de mogelijkheid te geven deze optie te bespreken.
1.6.
Per e-mail van 17 april 2025 heeft mr. Van Essen aangegeven dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen en heeft hij verzocht om een beschikking. Mr. O’Flaherty heeft dit per e-mail van 28 april 2025 bevestigd. Naar aanleiding daarvan is bepaald dat vandaag een beschikking wordt gegeven.

2.De feiten

2.1.
De Stichting is opgericht bij notariële akte van 10 december 2002. Blijkens artikel 2 van de statuten is het doel van de Stichting het bevorderen van de kennis en samenwerking op het gebied van hydrologie en het waterbeheer alsmede het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2.2.
[verzoeker] en [verweerder] vormen gezamenlijk het bestuur van de Stichting en zijn beiden alleen en zelfstandig bevoegd om de Stichting extern te vertegenwoordigen.
2.3.
Acacia Water houdt zich in de ruimste zin bezig met advies over en het ontwikkelen van software op het gebied van (grond)water, waterbeheer en waterhuishouding, alsmede met het uitlenen van personeel op dit gebied. Gelet op het winstoogmerk van Acacia Water kon zij niet inschrijven op bepaalde aanbestedingen. Om toch in aanmerking te komen voor deze aanbestedingen is de Stichting opgericht. De Stichting neemt de opdracht aan en besteedt de uitvoering uit aan Acacia Water.
2.4.
[verzoeker] en [verweerder] waren via hun persoonlijke holdings, respectievelijk [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) en [bedrijfsnaam 2] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 2] ), (indirect) aandeelhouder van Acacia Water.
2.5.
In 2017 hebben [verweerder] en [verzoeker] (via hun persoonlijke holdings) Fixeau B.V. (hierna: Fixeau) opgericht. Fixeau houdt zich met name bezig met het ontwikkelen, produceren en uitgeven van software en meetinstrumenten. Fixeau werd net als Acacia Water door de Stichting ingeschakeld voor de uitvoering van opdrachten.
2.6.
Op 23 april 2024 heeft [verweerder] de aandelen die hij via [bedrijfsnaam 2] hield in Acacia Water overgedragen aan [bedrijfsnaam 1] . [verzoeker] heeft op zijn beurt de aandelen die [bedrijfsnaam 1] hield in Fixeau overgedragen aan [bedrijfsnaam 2] .
2.7.
Na de aandelenoverdracht heeft [bedrijfsnaam 2] 50% van de aandelen in Fixeau overgedragen aan GUCO B.V., de persoonlijke holding van [naam 2] (hierna: [naam 2] ).
2.8.
Op 12 september 2024 hebben [verzoeker] en [verweerder] als bestuurders van de Stichting een volmacht verleend aan Fixeau waardoor [verweerder] toegang kreeg tot de bankrekening van de Stichting. [naam 2] zou meetekenen, maar hij zou geen (zelfstandige) toegang tot de rekening of rechten met betrekking tot de rekening hebben.
2.9.
In de periode van 17 januari 2025 tot en met 12 februari 2025 zijn er twee bedragen overgeboekt van de bankrekening van de Stichting naar Fixeau en drie bedragen naar [bedrijfsnaam 2] . Het totaal bedrag van deze overboekingen was € 127.671,78. De twee overboekingen aan Fixeau zijn feitelijk gedaan door [naam 2] .

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
Het verzoek strekt tot het, voor zover mogelijk, uitvoerbaar bij voorraad, ontslaan van [verweerder] als bestuurder van de Stichting, met veroordeling van [verweerder] in de kosten van de procedure en met bepaling dat over de proceskostenveroordeling wettelijke rente verschuldigd is met ingang van de vijftiende dag na datum van deze beschikking.
3.2.
Aan het verzoek leggen verzoekers ten grondslag dat [verweerder] zijn taak als bestuurder ernstig heeft verwaarloosd, althans dat zijn gedragingen gewichtige redenen zijn die ontslag rechtvaardigen. Hiertoe voeren verzoekers aan dat [verweerder] via [bedrijfsnaam 2] een vergoeding voor zijn werkzaamheden als bestuurder in rekening heeft gebracht terwijl het geen bezoldigde functie betreft, dat hij zijn persoonlijk belang laat prevaleren boven dat van de Stichting door vermeende aanspraken van Fixeau op Acacia Water te incasseren uit het vermogen van de Stichting en dat hij misbruik maakt van de volmacht die door de Stichting aan hem is verleend door [naam 2] tegen de afspraken in betalingen te laten doen. Verzoekers stellen dat het handelen van [verweerder] de continuïteit van de Stichting in gevaar brengt. Om die reden verzoeken zij ontslag van [verweerder] als bestuurder van de Stichting.
3.3.
[verweerder] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het verzoek. Daarnaast heeft [verweerder] tegenverzoeken ingediend, namelijk het ontslag van [verzoeker] als bestuurder van de Stichting en veroordeling van [verzoeker] om binnen zeven dagen na betekening van deze beschikking aan [verweerder] inzage in en afschrift van de volgende stukken te verstrekken:
alle facturen die Acacia Water heeft gestuurd aan de Stichting in de periode 1 januari 2023 t/m heden;
de onderliggende facturen, offertes en opdrachtbevestigingen voor de externe kosten die zijn genoemd in de facturen onder 1.;
de urenadministratie voor de werkzaamheden die zijn genoemd in de facturen onder 1.;
correspondentie tussen de Stichting en/of [verzoeker] met de subsidieverstrekker in het project Zoet op Zout in de periode vanaf augustus 2024 t/m heden;
financiële administratie in het Project Boeren meten Water.
Tot slot verzoekt [verweerder] verzoekers, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.4.
Hierna wordt, voor zover nodig, nader op de standpunten van partijen ingegaan.

4.De beoordeling

De conclusie

4.1.
[verweerder] zal worden ontslagen als bestuurder van de Stichting. Het tegenverzoek van [verweerder] tot ontslag van [verzoeker] zal worden afgewezen. Het tegenverzoek tot het verstrekken van afschriften door [verzoeker] zal wel worden toegewezen, maar met een langere termijn voor het verstrekken van de afschriften. De rechtbank zal verder bepalen dat de proceskosten worden gecompenseerd.
Het beoordelingskader voor het ontslag van een bestuurder van een stichting
4.2.
De rechtbank kan, op grond van artikel 2:298 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW), op verzoek van iedere belanghebbende of het Openbaar Ministerie een bestuurder van een stichting ontslaan op onderstaande gronden:
  • verwaarlozing van zijn taak;
  • andere gewichtige redenen;
  • ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld;
  • het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank ingevolge artikel 297 gegeven bevel.
Het verzoek tot het ontslag van [verweerder]
4.3.
stelt zich op het standpunt dat hij niet opzettelijk en verwijtbaar heeft gehandeld in zijn hoedanigheid van bestuurder van de Stichting en dat de Stichting geen schade heeft geleden, waardoor er geen grond is voor zijn ontslag. Hiertoe voert hij aan dat de volmacht was verleend aan Fixeau en niet aan [verweerder] , dat hij geen vergoeding voor zijn werkzaamheden als bestuurder in rekening heeft gebracht, maar enkel bedragen die op grond van de statuten in rekening gebracht mochten worden, en dat niet hij maar [naam 2] de onterechte overboekingen heeft gedaan. [verweerder] merkt daarbij op dat de onterechte overboekingen inmiddels zijn teruggestort, waardoor de continuïteit van de Stichting niet in gevaar komt. [verweerder] voert tevens aan dat hij er belang bij heeft om aan te blijven als bestuurder, aangezien hij een onderzoek is gestart naar het financieel beleid van de Stichting en dat hij dit onderzoek niet verder voort kan zetten als hij geen bestuurder meer is.
4.4.
Verzoekers stellen echter dat [verweerder] zonder grondslag kosten in rekening heeft gebracht en dat de onterechte overboekingen reden zijn voor ontslag, ook als het geld na zeven weken teruggestort wordt. Daarbij brengen verzoekers naar voren dat de volmacht aan Fixeau is verstrekt, zodat [verweerder] (als bestuurder van de Stichting) over de bankrekening van de Stichting kon beschikken en hij die toegang kon koppelen aan zijn toegang bij de bank. Hierbij is aangegeven dat alleen [verweerder] toegang en rechten zou hebben en [naam 2] niet. [verweerder] heeft dit bevestigd in een e-mail van 12 september 2024.
4.5.
De rechtbank volgt verzoekers in hun standpunt betreffende de onterechte overboekingen. Er is opzettelijk zonder grondslag geld overgeboekt en dat vormt voldoende reden voor ontslag. Het verweer dat [naam 2] de overboekingen heeft gedaan en niet [verweerder] slaagt niet. De volmacht is verstrekt aan Fixeau met als achterliggend doel dat [verweerder] als bestuurder van de Stichting toegang zou hebben tot de bankrekening van de Stichting. Gelet daarop had [verweerder] moeten signaleren dat [naam 2] (zijn medebestuurder in Fixeau zonder functie in de Stichting) ten onrechte volledige toegang had tot de bankrekening van de Stichting. Hierop had [verweerder] kunnen en moeten anticiperen. Dat [naam 2] de overboekingen aan Fixeau uiteindelijk heeft gedaan, valt [verweerder] dan ook aan te rekenen. Het feit dat het geld is teruggestort, maakt dat niet anders. Hierbij komt nog dat mede door de overboeking een onwerkbare situatie lijkt te zijn ontstaan tussen de bestuurders die zich kenmerkt door een ernstig gebrek aan vertrouwen, overigens: over en weer. Samen kunnen de bestuurders niet verder. De rechtbank weegt nog mee dat Acacia Water meerdere projecten heeft lopen via de Stichting en Fixeau (nog) slechts één. Alles tezamen beschouwt, leidt dat ertoe dat [verweerder] als bestuurder van de Stichting wordt ontslagen. Op het financieel beleid van [verzoeker] gaat de rechtbank hierna nader in.
Het tegenverzoek tot ontslag van [verzoeker]
4.6.
[verweerder] verzoekt ontslag van [verzoeker] als bestuurder van de Stichting, omdat hij ernstig twijfelt aan het financieel beleid van [verzoeker] en daar graag onderzoek naar wil doen aangezien fouten van [verzoeker] in het financieel beleid van de Stichting ook Fixeau kunnen raken. Dit onderzoek kan volgens [verweerder] alleen als [verzoeker] niet langer bestuurder van de Stichting is. Aan de twijfel over het financieel beleid legt [verweerder] ten grondslag dat Acacia Water een grote schuld heeft bij de Stichting, [verzoeker] grote bedragen van de Stichting heeft overgeboekt naar Acacia Water, facturen niet kloppend zouden zijn en [verzoeker] vragen over het beleid weigert te beantwoorden.
4.7.
Verzoekers brengen daartegen naar voren dat het tegenverzoek van [verweerder] enkel is gebaseerd op subjectieve twijfels zonder nadere onderbouwing. Tijdens de mondeling behandeling hebben verzoekers nader toegelicht dat de Stichting voorschotten naar Acacia Water overboekt. Dit betreft de voorfinanciering van projecten. Als de subsidies zijn ontvangen van de opdrachtgevers wordt dit weer rechtgetrokken. [naam 1] heeft tijdens de mondelinge behandeling uitgelegd hoe het precies werkt met de rekening-courantverhouding en aangegeven dat de hoogte van de rekening-courant heel wisselend is. De rechtbank is gelet op de nadere toelichting van oordeel dat verzoekers voldoende gemotiveerd hebben weersproken dat sprake is van financieel wanbeleid. Hierin ligt dan ook geen grond voor het ontslag van [verzoeker] . Dit verzoek wordt afgewezen.
Wordt het ontslag uitvoerbaar bij voorraad verklaard?
4.8.
Verzoekers hebben verzocht het ontslag van [verweerder] uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [verweerder] heeft hiertegen verweer gevoerd. [verweerder] stelt zich op het standpunt dat zijn ontslag grote gevolgen zal hebben voor Fixeau (als belanghebbende van de Stichting) en dat hij mogelijk hoger beroep instelt tegen zijn ontslag. Als hij in hoger beroep gelijk krijgt en zijn ontslag uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, vreest [verweerder] voor mogelijk onherstelbare gevolgen voor Fixeau. De rechtbank volgt [verweerder] niet in diens verweer. Gelet op de continuïteit van de Stichting en de nu duidelijk (ook ter zitting) waarneembare wrijving tussen de bestuurders, hebben de Stichting en [verzoeker] belang bij het uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het ontslag van [verweerder] .
Het bestuursverbod
4.9.
Verzoekers stellen dat [verweerder] zich niet zou moeten kunnen disculperen van het wettelijk bestuursverbod op grond van artikel 2:298 lid 3 BW. Op grond van dat artikel kan een door de rechtbank ontslagen bestuurder gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder meer worden van een stichting, tenzij de bestuurder, mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken, geen ernstig verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat [verweerder] zeker een verwijt van zijn handelwijze kan worden gemaakt maar dat de gebeurtenissen niet los kunnen worden gezien van de kennelijk al eerder ontstane wrijving tussen de beide bestuurders. Van heimelijk handelen met het doel de Stichting te schaden c.q. zichzelf te verrijken is evident geen sprake geweest bij [verweerder] . In de gegeven omstandigheden is een bestuursverbod daarom niet gepast. De rechtbank zal dan ook geen bestuursverbod opleggen.
Het beoordelingskader van het verzoek tot het verstrekken van afschrift
4.10.
Op grond van artikel 194 lid 1 Rv heeft een partij bij een rechtsbetrekking tegenover diegene die beschikt over bepaalde gegevens over die rechtsbetrekking, recht op inzage, afschrift of uittreksel van die gegevens als zij daarbij voldoende belang heeft. Hieruit volgen vier voorwaarden voor de toewijzing van een verzoek op grond van artikel 194 Rv, namelijk (1) degene die informatie verlangt moet partij zijn bij een rechtsbetrekking, (2) de verlangde informatie moet voldoende bepaald zijn, (3) de verzoekende partij moet voldoende belang hebben bij het verzoek en (4) degene van wie inzage wordt verlangd moet over de gevraagde informatie beschikken. Als aan één van deze voorwaarden niet wordt voldaan, moet het verzoek worden afgewezen.
4.11.
[verweerder] verzoekt inzage in de stukken zoals opgenomen onder 3.3. Hieraan legt hij ten grondslag dat hij als bestuurder van de Stichting en als bestuurder van Fixeau het beleid van [verzoeker] moet kunnen controleren en dat hij zo nodig rechtsmaatregelen moet kunnen nemen richting [verzoeker] . [verweerder] stelt dat, in het geval de Stichting haar financiële verplichtingen niet meer kan nakomen door fouten van [verzoeker] , Fixeau een aansprakelijkheidsvordering zal instellen tegen [verzoeker] . Hoewel [verweerder] als bestuurder van de Stichting recht heeft op inzage, wordt dit, ondanks herhaalde verzoeken daartoe, geweigerd. Om die reden wenst [verweerder] afgifte van de stukken zoals genoemd in 3.3.
4.12.
Verzoekers stellen zich op het standpunt dat [verweerder] geen belang heeft bij het verzoek tot afgifte, aangezien hij toegang heeft tot de projectadministratie en inzage kan krijgen via de administratie van Acacia Water.
4.13.
Nu [verweerder] wordt ontslagen en geen bestuurder meer is van de Stichting heeft hij niet langer direct toegang tot de gevraagde stukken, zodat het standpunt van verzoekers geen stand kan houden. De rechtbank is daarom van oordeel dat [verweerder] , vanwege zijn (vooralsnog bestaande) financiële betrokkenheid bij de Stichting, wel belang heeft bij toewijzing van het verzoek. Verder is voldoende gebleken dat [verweerder] partij is bij een rechtsbetrekking, dat de gevraagde informatie voldoende bepaald is en dat verzoekers over de gevraagde informatie kunnen beschikken. Nu het verzoek aan de voorwaarden van artikel 194 lid 1 Rv voldoet, zal het verzoek worden toegewezen. Daarbij tekent de rechtbank aan dat het niet vanzelfsprekend is dat (in plaats van de Stichting) [verzoeker] wordt veroordeeld om aan de exhibitieplicht te voldoen. Nu het verzoek zo luidt en er niet tegen de omstandigheid dat het verzoek is gericht tegen [verzoeker] bezwaar is gemaakt, zal het verzoek aldus worden toegewezen. De termijn voor het verstrekken van de informatie wordt iets ruimer gesteld dan verzocht.
4.14.
Gelet op de betrokkenheid bij de Stichting van Fixeau, bestaat het recht op informatie zolang de financiële betrokkenheid van [verweerder] /Fixeau bij de Stichting voortduurt. Naast het verstrekken van de onder 3.3. genoemde stukken dringt de rechtbank aan op een ruime mate van bereidwilligheid van het bestuur van de Stichting ( [verzoeker] ) voor het blijvend verstrekken van relevant informatie aan [verweerder] voor zover van belang voor de financiële aanspraken van [verweerder] c.q. Fixeau tegenover de Stichting.
De proceskostenveroordeling
4.15.
Partijen hebben over en weer verzocht de andere partij te veroordelen in de kosten van het geding. Aangezien beide partijen (gedeeltelijk) in het gelijk zijn gesteld ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
op het verzoek en het tegenverzoek
5.1.
ontslaat [verweerder] met onmiddellijke ingang als bestuurder van de Stichting;
5.2.
veroordeelt [verzoeker] om binnen 21 dagen na betekening van deze beschikking een afschrift van de volgende bescheiden te verstrekken aan [verweerder] :
alle facturen die Acacia Water heeft gestuurd aan de Stichting in de periode 1 januari 2023 t/m heden;
de onderliggende facturen, offertes en opdrachtbevestigingen voor de externe kosten die zijn genoemd in de facturen onder 1.;
de urenadministratie voor de werkzaamheden die zijn genoemd in de facturen
onder 1.;
4. correspondentie tussen de Stichting en/of [verzoeker] met de subsidieverstrekker in het project Zoet op Zout in de periode vanaf augustus 2024 t/m heden;
5. financiële administratie in het Project Boeren meten Water;
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst af het meer of anders verzochte;
5.6.
bepaalt dat de griffier deze beschikking ter inschrijving zal aanbieden aan het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 3384