Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiseres was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. De maatregel was gebaseerd op artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet en was ingesteld vanwege een significant risico dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiseres, een Kenyaanse vrouw geboren in 2006, was samen met haar moeder en twee minderjarige broers en zussen in bewaring gesteld. De rechtbank moest beoordelen of de maatregel van bewaring onrechtmatig was en of eiseres recht had op schadevergoeding, nu de maatregel inmiddels was opgeheven.
De rechtbank oordeelde dat de gronden voor de maatregel van bewaring, zowel zwaar als licht, voldoende waren om de maatregel te rechtvaardigen. Eiseres had zich eerder onttrokken aan het toezicht en had geen geldig visum bij binnenkomst in Nederland. De rechtbank concludeerde dat er een significant risico op onderduiken bestond, wat de maatregel van bewaring rechtvaardigde. Eiseres betwistte de gronden van de maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat deze gronden feitelijk juist waren en dat de belangenafweging in het belang van de kinderen niet had geleid tot een andere conclusie.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door rechter K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier J. de Winter. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.