ECLI:NL:RBDHA:2025:11343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
NL25.26785
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een vreemdeling en de voortvarendheid van de minister van Asiel en Migratie

Op 27 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die in beroep ging tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 5 juni 2025 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser stelde dat de minister onvoldoende voortvarend handelde aan zijn uitzetting en dat er geen zicht op uitzetting was. De rechtbank behandelde het beroep op 24 juni 2025, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat de minister voldoende voortvarend werkte aan de uitzetting van eiser en dat er geen gebrek aan zicht op uitzetting was. De rechtbank oordeelde dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde, omdat er geen bewijs was dat de minister niet voortvarend handelde. De rechtbank wees het beroep ongegrond en het verzoek om schadevergoeding af, zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door rechter G.J.H. Boerhof en bekendgemaakt op 27 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26785

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: S.J. de Vries).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Werkt de minister onvoldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser en/of ontbreekt zicht op uitzetting?
1. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend handelt aan zijn uitzetting en dat het zicht op uitzetting in zijn geval ontbreekt. In het dossier zitten geen stukken die zien op uitzettingshandelingen. Eisers aanvraag om een laissez-passer loopt sinds oktober 2024 en tot op heden is aan hem geen laissez-passer verstrekt. De rechtbank, zittingsplaats Groningen heeft op 21 maart 2024 geoordeeld dat zicht op uitzetting naar Sierra Leone bestaat. [1] Sindsdien is er geen actuele jurisprudentie meer.
1.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Op zitting heeft de minister toegelicht dat op 6 juni 2025 een vertrekgesprek stond gepland maar dat deze niet is doorgegaan, vanwege de locatie waar eiser op dat moment verbleef. Op 12 juni 2025 heeft een vertrekgesprek met eiser plaatsgevonden. Daarnaast was op 20 juni 2025 een presentatie in persoon gepland voor eiser, waarop hij weigerde te verschijnen. Dit is door eiser op zitting bevestigd. De minister heeft op zitting toegelicht dat de aanvraag van eiser om een laissez-passer sinds oktober 2024 loopt en dat deze tot op heden in behandeling is bij de Sierra Leoonse autoriteiten. Hierbij is volgens de minister van belang dat het laissez-passertraject in de tussentijd stil heeft gelegen, omdat de maatregel van bewaring van eiser van 4 oktober 2024 is opgeheven en eiser pas sinds 5 juni 2025 weer in bewaring verblijft, met als doel uitzetting. De rechtbank volgt het betoog van de minister. Aan zowel de minister als de Sierra Leoonse autoriteiten mag enige tijd gegund worden om het traject voor de afgifte van een laissez-passer te hervatten en de afgifte hiervan in orde te maken. Hierbij weegt het voor de rechtbank zwaar dat eiser geen meewerkende houding vertoont en niet is verschenen bij zijn presentatie op 20 juni 2025. Daarnaast is niet is gebleken dat zicht op uitzetting naar Sierra Leone ontbreekt. Dit is door eiser ook niet nader onderbouwd. De minister heeft op zitting toegelicht dat in 2025 vijf laissez-passertrajecten zijn opgestart en tot op heden één laissez-passer is afgegeven. Uit het bovenstaande blijkt dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en dat het zicht op uitzetting in het geval van eiser niet ontbreekt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
2. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Rb Den Haag (zp Groningen), 21 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2024:3923.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.