ECLI:NL:RBDHA:2025:1134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL25.3039
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring en verzoek om schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen eiser, een Syrische nationaliteit, en de minister van Asiel en Migratie. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van 10 januari 2025, waarbij hem de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. Eiser stelde dat de maatregel onrechtmatig was, omdat verweerder onvoldoende voortvarend had gehandeld met betrekking tot zijn overdracht, die gepland stond op 27 januari 2025. Eiser had 11 dagen in bewaring doorgebracht en betoogde dat er geen duidelijke reden was voor de vertraging.

De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding, nu de maatregel van bewaring inmiddels was opgeheven. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende voortvarend had gehandeld, aangezien er tijdig acties waren ondernomen, zoals het regelen van escorts en het aanvragen van een ‘fit to fly’-keuring. Eiser had ook een medisch toestemmingsformulier ondertekend, maar de rechtbank concludeerde dat het niet informeren van de Kroatische autoriteiten over zijn medische situatie de rechtmatigheid van de bewaring niet aantastte.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. K.M. de Jager, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Winter, en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.3039

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. S.T.V. Le),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. H. Toonders).

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Verweerder heeft op 27 januari 2025 de maatregel van bewaring opgeheven.
Eiser heeft zich akkoord verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep. Hij heeft op
27 januari 2025 de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 30 januari 2025
een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op 30 januari 2025 het onderzoek
gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1987 en afkomstig te zijn uit Syrië.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
Voortvarend handelen
3. Eiser stelt dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan zijn overdracht en dat de maatregel van bewaring daardoor onrechtmatig is. Hij is op 10 januari 2025 in bewaring gesteld. De vlucht is gepland op 27 januari 2025. Eiser heeft daardoor 11 dagen in bewaring moeten wachten. Uit het dossier blijkt niet waarom het zolang heeft moeten duren.
4. Op 10 januari 2025 is de maatregel van bewaring aan eiser opgelegd. Op dezelfde dag nog is een vlucht aangevraagd en de overdracht aangekondigd voor 27 januari 2025. In het claimakkoord is opgenomen dat een aankondigingstermijn van tenminste zeven werkdagen wordt gehanteerd, waar dus in ieder geval rekening mee gehouden moest worden. Verder is verweerder afhankelijk van DT&V [2] voor het boeken van een vlucht. In de tussentijd heeft verweerder gedaan wat redelijkerwijs verwacht mag worden. Zo zijn op 14 januari 2025 escorts geregeld en is op 20 januari 2025 een ‘fit to fly’-keuring aangevraagd. Verder is op 22 januari 2025 een vertrekgesprek gevoerd met eiser. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld.
Zorgvuldigheid
5. Eiser stelt dat sprake is van een zorgvuldigheidsgebrek. Hij heeft tijdens het vertrekgesprek op 19 november 2024 een medisch toestemmingsformulier ondertekend zodat de Kroatische autoriteiten op de hoogte konden worden gebracht van zijn medische situatie. Bij de geplande uitzetting van 27 januari 2025 is echter niet gesproken over het informeren van de Kroatische autoriteiten.
6. Het al dan niet uitwisselen van medische gegevens met de Kroatische autoriteiten raakt de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring niet. Verder blijkt wel dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld wat betreft eisers medische situatie. Zo is er een medische escort geboekt en heeft er een ‘fit to fly’ onderzoek plaatsgevonden voorafgaand aan de overdracht.
Ambtshalve toets
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 30 januari 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Dienst Terugkeer en Vertrek.