ECLI:NL:RBDHA:2025:11309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/668260/HA ZA 24-525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot nakoming van betaling inruilwaarde van verkochte auto; afwijzing van tegenspraak op grond van wanprestatie

In deze zaak heeft [Partij A] Gräper Automotive Exclusief B.V. aangeklaagd voor de betaling van de inruilwaarde van een Audi RS6, die hij had ingeruild tegen een bedrag van € 32.500,-. [Partij A] vorderde in totaal € 33.831,-, inclusief wettelijke rente en kosten van de procedure. Gräper heeft in reconventie een vordering ingesteld op grond van wanprestatie, waarbij hij stelde dat [Partij A] niet had gemeld dat er gebreken aan de Porsche 911 Turbo waren, die hij eerder had gekocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat [Partij A] niet op de hoogte was van de gebreken en dat Gräper niet kon bewijzen dat [Partij A] wanprestatie had gepleegd. De rechtbank heeft de vordering van [Partij A] tot betaling van € 24.720,50 toegewezen, evenals de buitengerechtelijke kosten van € 1.022,21. De vordering van Gräper in reconventie is afgewezen. Gräper is veroordeeld in de proceskosten van [Partij A].

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel
Zaaknummer: C/09/668260 / HA ZA 24-525
Vonnis van 25 juni 2025
in de zaak van
[Partij A],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
advocaat: mr. R.E. Jonen,
tegen
GRÄPER AUTOMOTIVE EXCLUSIEF B.V.,
te Moordrecht,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
advocaat: mr. A. Snelders.
Partijen zullen hierna [Partij A] en Gräper worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis in het incident van 18 december 2024;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 11;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties 5 tot en met 7;
- de akte met nadere producties (12 tot en met 25) van Gräper.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 mei 2025. Verschenen zijn (vertegenwoordigers van) partijen, bijgestaan door hun gemachtigden. De griffier heeft zittingsaantekeningen gemaakt.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Op 19 oktober 2022 heeft [Partij A] een Porsche 911 Turbo uit 2006 (hierna: de Porsche) gekocht van [bedrijfsnaam 1] B.V. (hierna: [bedrijfsnaam 1] ) voor
€ 77.500,-.
2.2.
Kort daarna heeft [Partij A] Gräper verzocht de Porsche voor hem te verkopen. Daartoe is op 28 november 2022 tussen partijen een overeenkomst (hierna: de overeenkomst) tot stand gekomen, op grond waarvan Gräper de (inspannings)verplichting op zich nam om de Porsche in consignatie te verkopen. In die overeenkomst is – voor zover relevant – het volgende vermeld:
“Gräper Automotive en aanbieder verklaren de verkoop in consignatie van bovenstaand gespecificeerd voertuig te zijn overeengekomen en verklaren voorts het volgende:
(…)
6. datGräper
Automotive niet aansprakelijk is voor technische mankementen
gedurende de periode dat het voertuig in consignatie staat. Eventuele kosten
voor reparatie van mankementen aan het voertuig zijn voor rekening van de
aanbieder.
(…)
10. dat de aanbieder instaat voor de juistheid van de door hem verstrekte
gegevens over het voertuig en de echtheid van het voertuig. Bij het verstrekken
van onjuiste informatie over het voertuig zullen alle gevolgen voor rekening van
de aanbieder komen.”
2.3.
Gräper heeft de Porsche in april 2023 verkocht aan een derde.
2.4.
Partijen hebben - voor zover van belang - op 8 mei 2023 de volgende conversatie per Whatsapp gevoerd:
[Partij A] : “tikken doet deze motor altijd als hij koud is”
“doen ze allemaal”
Gräper: “Ja dat zei ik ook”
[Partij A] : “dat is dit type blok. de sterkste die er tussen zit”
“anders rijd hij naar [bedrijfsnaam 1] , daar zullen ze dat ook zeggen”
2.5.
De Porsche is naar aanleiding van door de derde gemelde problemen, onderzocht door autobedrijf [bedrijfsnaam 2] en vervolgens door het Porsche Centrum Gelderland (hierna: PCG).
2.6.
In een e-mail van 7 juli 2023 van PCG aan Gräper is onder meer vermeld:
“Naar aanleiding van de klachtomschrijving: Tikkend geluid vanuit de motor, onderstaand onze voorlopige bevindingen.
  • Met koude motor tikkend geluid waargenomen, zodra de motor op temperatuur komt gaat dit weg.
  • Het waargenomen geluid is geen producteigenschap.
  • Op de werking van de motor kunnen we vooralsnog geen afwijking merken.
We kunnen op dit moment geen oorzaak aanduiden voor het geluid. We adviseren als eerste stap om de timing van de distributie te controleren icm de kettingspanners. Hiervoor dient de motor gedemonteerd te worden. (…)”
2.7.
In een e-mail van 7 augustus 2023 meldde PCG aan Gräper de eerste diagnose te hebben onderbroken omdat tegen een aantal urgente zaken bij demontage werd aangelopen, waaronder het vermoeden dat er koelvloeistof in de olie zat. Dat zou kunnen zorgen voor een slechte smering in de motor en zwarte ‘koekaanslag’ op onder meer de nokkenassen. Ook is gezien dat in mei 2021 een motorflush is uitgevoerd, wat de koekaanslag kan hebben veroorzaakt en verder dat in maart 2022 sprake was van een storing in het koelsysteem, waarbij een gebarsten koelleiding is vervangen. PCG meldde dat de oorzaak mogelijk was gerepareerd, maar dat er sprake was van verdere gevolgschade door die storing/stranding. Op 23 augustus 2023 meldde PCG aan Gräper dat mogelijk motorschade is ontstaan door gebrek aan smering (omdat er koelvloeistof bij de olie is aangetroffen) en werden opties voor een oplossing genoemd, waaronder algehele motor revisie, waarvoor de kosten grofweg geschat werden op € 25.000,-. Gräper heeft gekozen voor de optie van het terugbouwen van de motor, het voorzien van nieuwe olie en een controle op geluid. Die reparatie is vervolgens door PCG verricht voor € 9.614,32. PCG heeft bij verzending van de factuur voor dit bedrag per e-mail van 6 oktober 2023 aan Gräper gemeld dat het geluid niet is opgelost en er wederom koelvloeistof bij de motorolie zat.
2.8.
In een e-mail van 16 november 2023 liet PCG Gräper weten dat er in juli 2019 en maart, april en juni 2022 – dus vóór aankoop van de Porsche door [Partij A] – diverse reparaties en een inkoopcontrole aan de Porsche zijn gedaan. Onder meer was sprake van een storing in het koelsysteem en is een gebarsten koelleiding vervangen. Verder is onder meer in dat bericht vermeld: “
Zoals aangegeven vermoeden wij dat het probleem wat in de motor zit rond Maart 2022 ontstaan is. (…) De oorzaak (leiding) is destijds wel gerepareerd, maar wij achten zeer reëel dat de huidige klachten voortkomen uit gevolgschade die tijdens het defect raken van de leiding zijn opgelopen waardoor er nu koelvloeistof bij de olie kan komen.
2.9.
Vervolgens heeft Gräper werkzaamheden aan de Porsche verricht. Gräper heeft [Partij A] op 22 april 2024 aansprakelijk gesteld voor de schade aan de Porsche, die volgens Gräper ruim € 74.000,- bedraagt. [Partij A] heeft aansprakelijkheid per e-mail van 2 mei 2024 van de hand gewezen.
2.10.
Gräper heeft op 6 mei 2024 een Audi A6 aan [Partij A] verkocht voor € 130.000,-. [Partij A] heeft een Audi RS6 ingeruild, tegen een inruilwaarde van € 32.500,-. Op de door partijen ondertekende inkoopverklaring die ziet op de Audi RS6 (hierna: de inkoopverklaring) is handgeschreven vermeld: “
met verrekening van factuur 20240170”. Dat is een factuur die ziet op werkzaamheden (ongeveer € 3.000,-) aan de Audi A6.
2.11.
Per e-mail van 28 mei 2024 heeft [Partij A] Gräper aangemaand ter zake van de betaling van de verschuldigde € 32.500,00, te betalen voor 30 mei 2024. In reactie daarop heeft Gräper per e-mail van 29 mei 2024 laten weten dat hij zich beroept op verrekening met het lopende dossier over de Porsche.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[Partij A] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Gräper zal veroordelen om aan [Partij A] te betalen € 33.831,-, met wettelijke rente over € 32.500 vanaf 6 mei 2024. Verder vordert hij betaling van de kosten van onderhavige procedure, inclusief wettelijke rente.
3.2.
[Partij A] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. Gräper dient de overeengekomen inruilwaarde voor de Audi RS6 aan [Partij A] te voldoen evenals de gemaakte buitengerechtelijke kosten van € 1.331,-.
in reconventie
3.3.
Gräper vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [Partij A] zal veroordelen om aan Gräper te betalen € 47.507,32 met wettelijke rente en veroordeling in de kosten inclusief wettelijke rente.
3.4.
Gräper legt aan de vordering ten grondslag dat sprake is van wanprestatie. [Partij A] heeft de artikelen 6 en 10 van de overeenkomst geschonden, door niet te melden dat sprake was van gebreken aan de Porsche. Gräper heeft ruim € 74.000,- reparatiekosten moeten maken en wenst die schade – althans, het bedrag dat overblijft na verrekening met de vordering in conventie – vergoed te krijgen.
in conventie en in reconventie
3.5.
Partijen hebben verweer tegen elkaars vorderingen gevoerd en concluderen tot afwijzing daarvan, met veroordeling van de wederpartij in de proceskosten. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Vaststaat dat partijen zijn overeengekomen dat [Partij A] € 32.500,- als inruilwaarde voor de Audi RS6 zou ontvangen van Gräper. [Partij A] heeft ter zitting onweersproken toegelicht dat de onder 2.10 bedoelde handgeschreven vermelding op de inkoopverklaring ziet op de afspraak tussen partijen dat deze factuur verrekend mocht worden met een factuur die ziet op werkzaamheden aan de Audi A6. Gräper heeft die factuur (20240170) overgelegd en onweersproken gesteld dat die factuur € 7.779,50 bedraagt, zodat een bedrag van € 24.720,50 resteert.
4.2.
Gräper voert als verweer dat sprake is van wanprestatie. Volgens Gräper is [Partij A] tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, door in strijd te handelen met de artikelen 6 en 10 van de overeenkomst. Volgens Gräper was [Partij A] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst op de hoogte van het bestaan van gebreken aan de Porsche. [Partij A] heeft op 8 mei 2023 aan Gräper bericht dat hij op de hoogte was van het feit dat de motor een tikkend geluid maakte. Dit zou volgens hem bij dit type motor horen. [Partij A] had vóór het sluiten van de overeenkomst melding moeten maken van de gebreken, waaronder het tikkende geluid van de motor. Gräper stelt aanzienlijke reparatiekosten – ruim € 74.000,- – te hebben moeten maken vanwege deze gebreken en wenst de gestelde schade met de vordering van [Partij A] te verrekenen.
4.3.
[Partij A] heeft gemotiveerd weersproken dat hij voor het sluiten van de overeenkomst op de hoogte was van gebreken aan de Porsche. Gräper heeft niet uitgelegd waaruit blijkt dat [Partij A] op de hoogte was van gebreken. Uitsluitend kan worden vastgesteld dat [Partij A] voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst op de hoogte was van het feit dat de motor een tikkend geluid maakte wanneer hij koud was. [Partij A] leek in de veronderstelling te verkeren dat dat gebruikelijk was (‘dat doen ze allemaal’). Uit de reactie van Gräper daarop (‘ja dat zei ik ook’) kan worden afgeleid dat die veronderstelling (voor een leek) op dat moment niet merkwaardig of onjuist was. Gräper heeft ter zitting verklaard dat het probleem vooral was dat de motor bleef tikken wanneer hij warm was. Van de zijde van [Partij A] is in reactie daarop terecht gewezen op de onder 2.6 bedoelde bevinding van PCG, dat met koude motor een tikkend geluid is waargenomen en dat dit weggaat zodra de motor op temperatuur komt. PCG merkt in dat bericht ook op dat op de werking van de motor vooralsnog geen afwijkingen kunnen worden opgemerkt. Kortom, dat [Partij A] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst afwist van het bestaan van gebreken kan niet worden vastgesteld. Op basis van hetgeen hiervoor is overwogen en het feit dat PCG, als professional, grondig onderzoek heeft moeten uitvoeren voordat de gebreken aan het licht kwamen, is de rechtbank van oordeel dat [Partij A] dit niet had en ook niet kon afleiden uit het tikkende geluid van de motor wanneer deze koud was. Aanknopingspunten in het dossier op grond waarvan kan worden aangenomen dat [Partij A] wist of had kunnen weten dat er in het verleden reparaties aan de Porsche hebben plaatsgevonden en/of dat de Porsche gebreken vertoonde, ontbreken.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat niet kan worden geoordeeld dat [Partij A] de artikelen 6 (dat bepaalt dat Gräper niet aansprakelijk is voor technische mankementen gedurende de periode dat het voertuig in consignatie staat) en 10 (dat bepaalt dat de aanbieder in staat voor de juistheid van de verstrekte gegevens en de echtheid van het voertuig) van de overeenkomst heeft geschonden. Dit betekent dat voormeld verweer niet slaagt.
4.5.
Gräper heeft ter zitting – in afwijking van/aanvulling op wat in de processtukken is vermeld – nog opgemerkt dat de koper van de Porsche voorafgaand aan de koop heeft gemeld dat sprake was van een tikkend geluid van de motor. Gräper zou daarop contact met [Partij A] hebben gezocht, die op zijn beurt zou hebben overlegd met de partij die de auto aan hem heeft verkocht ( [bedrijfsnaam 1] ) en met autobedrijf [bedrijfsnaam 2] . Volgens Gräper is hem vervolgens door [Partij A] verzekerd dat het tikkende geluid van de motor erbij hoorde en dat geen sprake was van problemen of gebreken. Gräper verklaarde dat hij vervolgens in de koopovereenkomst met de derde heeft laten opnemen dat Gräper garantie verleende wat betreft het tikkende geluid. De rechtbank overweegt dat deze stellingen niet tot een ander oordeel leiden. Nog afgezien van het feit dat deze informatie pas ter zitting voor het eerst is gegeven en niet met stukken is onderbouwd, is het zo dat Gräper heeft besloten om garantie te verstrekken bij de verkoop van een op dat moment 17 jaar oude Porsche, op basis van (de gestelde) navraag bij [Partij A] . Gräper, als professional, heeft er niet voor gekozen eerst onafhankelijk (technisch) onderzoek naar het tikken te laten doen alvorens garantie te verstrekken voor dat tikkende geluid. Wat daar ook van zij, ook op grond hiervan kan niet worden geconcludeerd dat [Partij A] wanprestatie heeft gepleegd.
4.6.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering (hoofdsom) toewijsbaar is tot een bedrag van € 24.720,50.
4.7.
Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Gelet op het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten toewijsbaar tot een bedrag van € 1.022,21.
in reconventie
4.8.
Gelet op het oordeel in conventie, zal de vordering in reconventie worden afgewezen.
Proceskosten in de hoofdzaak
4.9.
Gräper zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie en in reconventie.
De proceskosten van [Partij A] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
138,82
- griffierecht
1.005,00
- salaris advocaat
2.786,00
(2 punten × € 786,00 en 1 punt x
€ 1.214,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.207,82
4.10.
Ook de beslagkosten zijn op grond van artikel 706 Rv toewijsbaar en bedragen
€ 1.397,94 (explootkosten € 286,94, 1 punt salaris ad € 786,00 en griffierecht € 325,00).
4.11.
De gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen op de hierna onder de beslissing te melden wijze.
Proceskosten in het incident
4.12.
[Partij A] dient de kosten van het incident (ter rectificatie) te betalen, die aan de zijde van Gräper worden begroot op € 786,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak (in conventie en in reconventie):
5.1.
veroordeelt Gräper om aan [Partij A] te betalen een bedrag van € 25.742,71, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over € 24.720,50, met ingang van 29 mei 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Gräper in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.397,94, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag als dit niet binnen veertien dagen na aanschrijving is betaald,
5.3.
veroordeelt Gräper in de proceskosten van € 4.207,82, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Gräper niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt Gräper tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen onder 5.1 tot en met 5.4 uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde,
in het incident:
5.7.
veroordeelt [Partij A] om aan Gräper te betalen de kosten van het incident, begroot op € 786,00, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als niet tijdig aan deze voordeling wordt voldaan en het vonnis daarna wordt betekend, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de veroordeling onder 5.7 uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. de Keuning en in het openbaar uitgesproken op
25 juni 2025.