ECLI:NL:RBDHA:2025:11300

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
NL25.26848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep inzake de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling

Op 26 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse vreemdeling. Eiser, die stelt geboren te zijn in 1993 en de Algerijnse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel, die op 11 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd. Eiser verzocht tevens om schadevergoeding. De rechtbank heeft bepaald dat een zitting niet nodig was en het onderzoek op 24 juni 2025 heeft gesloten.

In de overwegingen van de rechtbank werd vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder was getoetst en rechtmatig was bevonden tot het sluiten van het onderzoek. De rechtbank beoordeelde of het voortduren van de maatregel sinds 16 april 2025 rechtmatig was. Eiser voerde aan dat de minister onvoldoende voortvarend handelde, aangezien zijn gedwongen uitzetting pas op 7 juli 2025 gepland stond, ondanks bevestiging van zijn nationaliteit door de Algerijnse diplomatieke vertegenwoordiging.

De rechtbank oordeelde echter dat de minister voldoende voortvarend handelde. Uit het voortgangsrapport bleek dat eiser op 3 juni 2025 was gepresenteerd bij de Algerijnse diplomatieke vertegenwoordiging, waar zijn nationaliteit was bevestigd. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatigheid was in het voortduren van de maatregel van bewaring en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26848

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. V. Senczuk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Procesverloop

Verweerder heeft op 11 maart 2025 aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd. [1] Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapport overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 24 juni 2025.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1993 en de Algerijnse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 16 april 2025 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Eiser is gepresenteerd bij de Algerijnse diplomatieke vertegenwoordiging en die heeft zijn nationaliteit mondeling bevestigd. Tevens hebben zij aangegeven bereid te zijn een LP [3] af te geven. Gelet hierop is onduidelijk waarom eisers gedwongen uitzetting pas op 7 juli 2025 staat gepland. Ook uit de door verweerder verstrekte stukken blijkt niet waarom de escortering van eiser niet eerder mogelijk is, aldus eiser.
5. Anders dan eiser stelt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend handelt. Uit het voortgangsrapport blijkt dat eiser op 3 juni 2025 in persoon is gepresenteerd bij de Algerijnse diplomatieke vertegenwoordiging. Daar is mondeling zijn nationaliteit bevestigd en is aangegeven dat men bereid is om een LP af te geven. Uit het verslag van het vertrekgesprek van 6 juni 2025 volgt dat aan eiser is medegedeeld dat voor Algerije geldt dat een daadwerkelijke LP pas wordt afgegeven op de laatste vrijdag voor een geboekte vlucht, waarvoor een informatieverplichting van ten minste vijftien werkdagen geldt voor verweerder. De stelling dat onduidelijk is waarom pas voor 7 juli 2025 een vlucht is geboekt, wordt dan ook niet gevolgd. Daarnaast volgt uit hetzelfde verslag dat aan eiser is medegedeeld dat de mogelijkheid bestaat om eerder met het IOM [4] te vertrekken, omdat het IOM niet gebonden is aan een dergelijke informatieverplichting. Het is dan aan eiser om hier gevolg aan te geven.
6. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 26 juni 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 22 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6710.
3.Laissez-passer.
4.Internationale Organisatie voor Migratie.