ECLI:NL:RBDHA:2025:11289

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/685776 / FA RK 25-3904
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2025 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 23 mei 2025 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging voor de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft de betrokkene, die aanvankelijk fysiek aanwezig wilde zijn, uiteindelijk digitaal gehoord, omdat vervoer niet geregeld kon worden. De advocaat van de betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen deze digitale aanwezigheid, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat in dit geval een uitzondering op het uitgangspunt van fysiek horen gerechtvaardigd was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene goed ingesteld is op zijn medicatie, maar dat hij zich verzet tegen het depot. De psychiater heeft verklaard dat zonder verplichte zorg de betrokkene niet zijn medicatie zal nemen, wat kan leiden tot ernstige gevolgen voor zijn geestelijke gezondheid. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van 24 maanden, met als doel de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw opgenomen moet worden. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Bellekom, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/685776 / FA RK 25-3904
Datum beschikking: 13 juni 2025

Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg

Beschikkingnaar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een aansluitende zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:

[de betrokkene] ,

hierna te noemen: betrokkene,
geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. E.A.E.G.J. Libosan te Den Haag.

ProcesverloopBij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 23 mei 2025, heeft de officier van justitie verzocht om een aansluitende zorgmachtiging.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 14 mei 2025 ondertekende medische verklaring van I.G. van Unen, psychiater, die betrokkene heeft onderzocht maar niet bij de behandeling betrokken was;
- een zorgkaart van 10 september 2020;
- een zorgplan van 13 mei 2025;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 23 mei 2025;
- een brief van de officier van justitie van 23 april 2025, waaruit blijkt dat er ten aanzien van betrokkene geen recente politiemutaties zijn en betrokkene geen justitiële documentatie heeft.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 13 juni 2025. Daarbij zijn gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- de psychiater, [naam] .
Omdat door de officier van justitie een nadere toelichting op of motivering van het verzoek niet nodig werd geacht en het de rechtbank ter zitting is gebleken dat diens aanwezigheid ook niet noodzakelijk was om tot een inhoudelijke beslissing te kunnen komen, is de officier van justitie niet gehoord.

Standpunten ter zitting

Door en namens betrokkene is ter zitting primair verzocht om afwijzing van het verzoek. Subsidiair is door de advocaat verzocht om de zorgmachtiging in duur te beperken, omdat hij de onderbouwing dat elke nieuwe zorgmachtigingsprocedure tot veel onrust leidt niet overtuigend vindt.
De advocaat stelt dat betrokkene zich niet verzet tegen de zorg. Hij is geagiteerd als hij zijn depot moet krijgen, maar heeft het depot nooit onder dwang hoeven krijgen. Voor wat betreft de vormen van verplichte zorg stelt de advocaat zich op het standpunt dat enkel het toedienen van medicatie nodig zou zijn, mocht het verzoek worden toegewezen. Het is niet voorzienbaar dat de andere aangevraagde vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn. Betrokkene geeft aan dat hij vindt dat hij goed voor zichzelf kan zorgen, maar dat hij zich bij een verlenging van de zorgmachtiging neerlegt. De advocaat voert aan dat in deze stelling besloten ligt dat betrokkene het idee heeft dat het verzoek om een zorgmachtiging toch altijd toegewezen wordt en betrokkene hier niets aan kan doen. Dit doet echter niet af aan de wens van betrokkene om de zorgmachtiging niet te verlengen. Betrokkene wil graag zijn eigen keuzes kunnen maken.
Verder heeft de advocaat zijn bezwaar tegen de digitale aanwezigheid van betrokkene en de zorgverantwoordelijke naar voren gebracht. Betrokkene had fysiek bij de zitting aanwezig willen zijn, maar de ggz heeft geen vervoer kunnen regelen voor hem, terwijl zij volgens de advocaat hiervoor verantwoordelijkheid hadden dienen te dragen. De advocaat stelt dat in deze situatie geen uitzondering gemaakt had mogen worden door de zitting voor betrokkene digitaal te laten plaatsvinden. Bij navraag door zijn advocaat geeft betrokkene ter zitting aan dat hij het goed vindt om digitaal gehoord te worden en dat de zitting in deze vorm door kan gaan.
De psychiater heeft ter zitting naar voren gebracht dat het met betrokkene het afgelopen jaar goed gaat. Als gevolg van het depot is hij heel stabiel. Het depot zorgt ervoor dat betrokkene rustig is en hij minder snel boos is. Hij is over het algemeen vrij opgewekt en het lukt hem om eropuit te gaan. De reden van de aanvraag van de zorgmachtiging is dat betrokkene het depot liever niet meer krijgt en bekend is met medicatie-ontrouw. Het verschilt van maand tot maand, maar over het algemeen wordt betrokkene prikkelbaarder als hij een nieuw depot moet krijgen. Hij verzet zich dan tegen het depot. Toen betrokkene in het verleden niet goed ingesteld was op zijn medicatie, was hij bang en achterdochtig waardoor hij opgenomen moest worden. Om opname te voorkomen is het van belang dat betrokkene zijn depot blijft nemen. Zonder zorgmachtiging verwacht de psychiater dat betrokkene het depot niet meer zal nemen.
De psychiater geeft verder aan dat betrokkene in eerste instantie fysiek bij de zitting aanwezig wilde zijn, maar later toch niet naar de rechtbank wilde komen. De psychiater heeft toen de rechtbank per mail verzocht of betrokkene digitaal of telefonisch aanwezig zou kunnen zijn. Dit is niet teruggekoppeld aan de advocaat. De psychiater verzoekt de zitting in de toekomst in te plannen als huisbezoek.

Beoordeling

Op 16 juli 2024 is door de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van twaalf maanden, tot en met 16 juli 2025.
Voor wat betreft het bezwaar van de advocaat tegen de digitale aanwezigheid van betrokkene, overweegt de rechtbank als volgt. Voordat de rechter beslist of hij een zorgmachtiging of voortgezette crisismaatregel verleent, moet hij de betrokkene horen, tenzij deze niet in staat is om te worden gehoord of niet bereid is om zich te doen horen (art. 6:1 lid 1 Wvggz).
De Wvggz kent een eigen regime voor het horen van een betrokkene om de rechtspositie te versterken. Dit regime houdt in dat het uitgangspunt is dat een betrokkene in beginsel fysiek (face to face) moet worden gehoord, ofwel op de rechtbank ofwel op zijn woon- of verblijfplaats. Dit regime is zo vormgegeven vanwege de kwetsbare positie waarin een betrokkene zich vanwege zijn aandoening reeds bevindt, en ten aanzien van wie verplichte zorg wordt overwogen.
Tijdens de coronapandemie voorzag tijdelijke noodwetgeving in een wettelijke grondslag voor het houden van digitale zittingen, maar ook toen woog het belang van betrokkene om fysiek gehoord te worden zwaar en kon alleen overgegaan worden tot digitaal of telefonisch horen als alle verantwoorde pogingen tot fysiek horen faalden. (HR 25 september 2020, ECLI:Nl:HR:2020:1509).
Het uitgangspunt is dus dat een betrokkene fysiek wordt gehoord. Een rechter kan een uitzondering daarop maken als betrokkene zelf -wilsbekwaam- ondubbelzinnig instemt met het ontbreken van een direct contact met de rechter; ook andere bijzondere redenen zijn denkbaar (Vgl. HR 4 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8446).
In het onderhavige geval heeft betrokkene herhaaldelijk aangegeven dat hij niet gemotiveerd kon worden de zitting fysiek bij te wonen. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling ook ondubbelzinnig ingestemd met digitaal horen door de rechter. In deze omstandigheden heeft de rechtbank aanleiding gezien een uitzondering te maken op het uitgangspunt van fysiek horen en heeft zij betrokkene door middel van een videoverbinding gehoord. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat betrokkene tijdens de vorige zitting ook digitaal is gehoord en dat het horen op het woonadres van betrokkene op korte termijn, en met inachtneming van de uiterste beslisdatum, niet meer geregeld kon worden. Ook acht de rechtbank het, gezien de verzochte duur van de machtiging (24 maanden), wenselijk dat betrokkene zijn standpunt daarover kon uiten.
De rechtbank wenst daarbij wel te benadrukken dat fysiek horen nog steeds het uitgangspunt behoort te zijn en dat afwijken van deze hoofdregel alleen mogelijk is in uitzonderingsgevallen. Voorts acht de rechtbank het voor een eventuele volgende zorgmachtigingsprocedure raadzaam dat betrokkene op zijn woon- of verblijfplaats gehoord wordt.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie.
Deze stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in:
- ernstig lichamelijk letsel;
- ernstige psychische schade;
- ernstige verwaarlozing;
- maatschappelijke teloorgang.
Momenteel is betrokkene goed ingesteld op zijn medicatie en sinds ruim een jaar stabiel. Door gebruik van zijn medicatie is betrokkene rustig en minder snel boos dan voorheen. Echter, als betrokkene zijn depot niet krijgt wordt hij boos en angstiger, wat vervolgens leidt tot fysieke en verbale agressie. Hierdoor ontstaat het risico dat hij op zijn huidige verblijfplek niet meer hanteerbaar is voor het verplegend personeel, waardoor hij zijn woonplek mogelijk verliest en maatschappelijk teloorgaat. Betrokkene verzorgt zichzelf dan niet meer en geeft zijn spullen weg aan derden. In het verleden is opname nodig geweest.
Om het ernstig nadeel af te wenden, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren, de geestelijke gezondheid van betrokkene te herstellen zodanig dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, heeft betrokkene zorg nodig.
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene is bekend met medicatie-ontrouw. Hij wil geen medicatie meer en raakt over het algemeen aan het einde van de maand – als zijn depot uitwerkt – meer geagiteerd en onrustig. Om die reden is verplichte zorg nodig. De rechtbank zal de zorgmachtiging verlengen zodat betrokkene zijn depot zal blijven halen en een toekomstige ontregeling zoveel mogelijk kan worden voorkomen. Op deze manier kan ook een klinische opname – wat betrokkene echt niet meer wil – voorkomen worden.
De in het verzoekschrift genoemde vormen van zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vormen van verplichte zorg zonder meer noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen.
Daarnaast acht de rechtbank ook de volgende vormen van verplichte zorg noodzakelijk indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie.
Gelet op de toelichting van de psychiater ter zitting ziet de rechtbank geen aanleiding voor het opleggen van verplichte zorg in de vorm van onderzoek aan kleding of lichaam, onderzoek van de woon- of verblijfsruimte en het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen. Niet gebleken is dat het opleggen van deze vormen noodzakelijk en voorzienbaar zijn. Het verzoek zal daarom in zoverre worden afgewezen.
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben. De voorgestelde verplichte zorg is bovendien evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal derhalve worden verleend. Nu betrokkene langer dan vijf jaar aansluitend verplichte zorg heeft ontvangen zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor de verzochte duur van 24 maanden.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van:

[de betrokkene] ,

geboren op [geboortedatum] 1957 te [geboorteplaats] ,
inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg in ieder geval de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- toedienen van medicatie;
- verrichten medische controles;
- andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
en daarnaast ook de volgende maatregelen indien sprake is van decompensatie van het toestandsbeeld van betrokkene en/of het ernstig nadeel niet langer in het ambulante kader kan worden afgewend:
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 13 juni 2027;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Bellekom, rechter, bijgestaan door F.V.R. van Leeuwen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 juni 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 26 juni 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.