ECLI:NL:RBDHA:2025:11265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/684512 / FA RK 25-3270
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen bij echtscheiding met betrekking tot gebruik echtelijke woning en partneralimentatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 juni 2025 een beschikking gegeven in het kader van voorlopige voorzieningen bij een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T. Ertekin, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en een voorlopige partneralimentatie van € 865,- per maand. De man, vertegenwoordigd door mr. L.T.C.M. Geurts, voerde verweer en vroeg om een lagere alimentatie van € 100,- tot € 150,- per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw lijdt aan een zeldzame hersenziekte, waarvoor aanpassingen in de woning zijn gedaan, en dat de man een huisverbod heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning moet krijgen, omdat de woning is aangepast voor haar ziekte en de man in een betere positie verkeert om vervangende woonruimte te vinden. Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechtbank de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 2.455,- netto per maand, terwijl de draagkracht van de man slechts € 199,- per maand bedraagt. Uiteindelijk heeft de rechtbank bepaald dat de man aan de vrouw een voorlopige partneralimentatie van € 314,- bruto per maand zal betalen, met ingang van 30 april 2025. De overige verzoeken zijn afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-3270
Zaaknummer: C/09/684512
Datum beschikking: 13 juni 2025

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 30 april 2025 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. T. Ertekin in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L.T.C.M. Geurts in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken;
  • het bericht van 27 mei 2025, met bijlagen, namens de vrouw.
Op 28 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat en de man met zijn advocaat.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats] , met inbegrip van de inboedel;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van € 865,- per maand wordt vastgesteld, met ingang van 30 april 2025, telkens bij vooruitbetaling te voldoen,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken. Daarnaast verzoekt de man zelfstandig te bepalen dat:
  • de man gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de vrouw die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van € 100,- tot
€ 150,- per maand wordt vastgesteld, althans een zodanig bedrag en vanaf een zodanige ingangsdatum als de rechtbank in goede justitie acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Uitsluitend gebruik echtelijke woning
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is het volgende gebleken. De vrouw heeft een zeldzame hersenziekte, het [syndroom] . Er zijn daarom aanpassingen in de badkamer en het toilet aangebracht en de woning is uitgerust met een traplift. Op
31 maart 2025 is aan de man een huisverbod opgelegd, dat verbod is verlengd tot 28 april 2025. De man verbleef toen bij zijn zus. Na afloop van het huisverbod is de man teruggekeerd naar de woning.
Beide partijen hebben op de zitting aangegeven dat zij willen onderzoeken of hun huwelijk kan worden gered. De vrouw heeft na schorsing aangegeven de verzochte voorzieningen te willen handhaven. De huidige situatie is namelijk voor haar onhoudbaar.
De rechtbank zal het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de vrouw toewijzen. Daarbij overweegt de rechtbank dat de woning voor de vrouw is aangepast en dat de man zowel fysiek als financieel in een betere positie verkeert en daarom makkelijker dan de vrouw vervangende woonruimte kan vinden. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw toewijzen.
Het verzoek om te bepalen dat dit uitsluitend gebruik ‘met inbegrip van de inboedel’ is, zal de rechtbank bij gebrek aan belang afwijzen. Bij toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan een partij is die partij ook uitsluitend gerechtigd tot de tot die woning behorende inboedelgoederen, voor zover niet bij rechterlijke beschikking tot het dagelijks gebruik aan de andere partij toegewezen.
Voorlopige partneralimentatie
De rechtbank stelt voorop dat het hier gaat om een vaststelling van een voorlopige partneralimentatie in het kader van voorlopige voorzieningen. Deze vaststelling heeft het karakter van een ordemaatregel, waarbij het gaat om een eventuele bijdrage voor de duur van de echtscheidingsprocedure. Daarbij is het uitgangspunt dat een summier onderzoek wordt gedaan en zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de actuele situatie, voor zover de rechtbank daar voldoende inzicht in heeft.
Bij de vaststelling van de partneralimentatie en de berekening neemt de rechtbank de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie opgenomen in het Rapport Alimentatienormen 2025 (het rapport) als uitgangspunt. De rechtbank rondt hierna in haar berekening de bedragen telkens af op hele euro's.
De vrouw verzoekt een voorlopige bijdrage in haar levensonderhoud van € 865,- bruto per maand. De man heeft zich hiertegen verweerd en verzoekt een bedrag van € 100,- tot
€ 150,- per maand vast te stellen.
Ingangsdatum
De rechtbank zal als ingangsdatum de datum van indiening van het verzoekschrift hanteren, te weten 30 april 2025. De man heeft vanaf dat moment rekening kunnen houden met de vaststelling van een te betalen bedrag aan partneralimentatie.
Behoefte vrouw
De rechtbank zal de behoefte van de vrouw vaststellen aan de hand van de zogeheten hofnorm, inhoudende dat de behoefte van de alimentatiegerechtigde kan worden gelijkgesteld aan 60% van het NBI van partijen ten tijde van hun uiteengaan. Voor het bepalen van de behoefte van de vrouw berekent de rechtbank eerst het NBI van partijen in 2025, uitgaande van de tarieven van de periode 2025-I. De rechtbank zal daarbij uitgaan van de jaaropgaven van 2024 van beide partijen.
Aan de zijde van de vrouw gaat de rechtbank uit van een WAO-uitkering van € 18.958,- per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgave 2024. Rekening houdend met de algemene heffingskorting berekent de rechtbank het NBI van de vrouw ten tijde van het uiteengaan van partijen op € 1.270,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Aan de zijde van de man gaat de rechtbank uit van een inkomen van € 40.605,- per jaar, zoals blijkt uit de jaaropgave 2024, waarbij de rechtbank rekening houdt met de fiscale bijtelling voor de auto van de zaak. Rekening houdend met de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de man ten tijde van het uiteengaan van partijen op € 2.822,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Het NBGI van partijen bedraagt daarmee (€ 1.270,- + € 2.822,- =) € 4.092,- per maand. De behoefte van de vrouw bedraagt dan volgens de hofnorm € 2.455,- netto per maand (60% van € 4.092,- per maand).
Aanvullende behoefte vrouw
Op de hiervoor berekende netto behoefte van de vrouw van € 2.455,- dient haar huidige NBI in mindering te worden gebracht. Momenteel ontvangt de vrouw een WAO-uitkering van
€ 1.531,- bruto per maand. Rekening houdend met 8% vakantietoeslag en de algemene heffingskorting berekent de rechtbank het huidige NBI van de vrouw op € 1.317,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Namens de man is aangevoerd dat de vrouw huurtoeslag zal ontvangen als zij alleen in de echtelijke woning verblijft en de man verzoekt hiermee rekening te houden bij de berekening van haar aanvullende behoefte. Zoals hierna zal blijken is de draagkracht van de man een beperkende factor. De man heeft, ook als de behoefte van de vrouw zou worden verminderd met eventueel te ontvangen huurtoeslag, onvoldoende draagkracht om in de aanvullende behoefte van de vrouw te voorzien. Daarnaast overweegt de rechtbank dat het hier gaat om een voorlopige voorzieningen procedure waarbij uit wordt gegaan van de actuele gegevens. De rechtbank zal daarom geen rekening houden met eventueel toekomstig door de vrouw te ontvangen huurtoeslag.
De aanvullende behoefte van de vrouw bedraagt dus (€ 2.455,- minus € 1.317,- =)
€ 1.138,- netto per maand, zijnde € 2.096,- bruto per maand.
Draagkracht man
De rechtbank gaat voor de berekening van de draagkracht van de man uit van een salaris van € 3.349,- bruto per maand, zoals blijkt uit de loonstroken van februari tot en met april 2025. Op basis van deze loonstroken gaat de rechtbank ook uit van een pensioenpremie van
€ 230,- per maand en een bijdrage PAWW van € 3,- per maand. Rekening houdend met 8% vakantietoeslag, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting berekent de rechtbank het NBI van de man op € 2.822,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
De rechtbank zal, in lijn met het rapport de draagkracht vaststellen aan de hand van de formule 60% [NBI – (0,3 x NBI + 1310)]. De rechtbank ziet, anders dan door de vrouw verzocht, aanleiding om rekening te houden met het woonbudget. Het is namelijk nog onduidelijk waar de man zal verblijven en hij moet in staat worden gesteld om eigen woonruimte te bekostigen. Daarnaast zal de rechtbank rekening houden met een door de man te betalen kinderalimentatie van € 200,- per maand, zoals door hem onbetwist gesteld.
De draagkracht van de man bedraagt daarmee € 199,- per maand. Gebruteerd komt dit bedrag neer op € 314,- per maand. Voor de berekening van dit bedrag verwijst de rechtbank naar de berekening die aan deze beschikking is gehecht.
Aangezien de draagkracht van de man lager is dan de aanvullende behoefte van de vrouw, wordt de vast te stellen bijdrage in het levensonderhoud van de vrouw begrensd tot de hoogte van de draagkracht van de man.
Conclusie
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bepalen dat met ingang van 30 april 2025 de man aan de vrouw een voorlopige partneralimentatie van € 314,- bruto per maand zal betalen. Het meer of anders verzochte zal de rechtbank afwijzen.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de vrouw bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats] en beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van 30 april 2025, voorlopig een partneralimentatie van € 314,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Perniciaro, rechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 13 juni 2025.