In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 13 juni 2025 een beschikking gegeven in het kader van voorlopige voorzieningen bij een echtscheiding. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T. Ertekin, verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en een voorlopige partneralimentatie van € 865,- per maand. De man, vertegenwoordigd door mr. L.T.C.M. Geurts, voerde verweer en vroeg om een lagere alimentatie van € 100,- tot € 150,- per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw lijdt aan een zeldzame hersenziekte, waarvoor aanpassingen in de woning zijn gedaan, en dat de man een huisverbod heeft gehad. De rechtbank oordeelde dat de vrouw het uitsluitend gebruik van de woning moet krijgen, omdat de woning is aangepast voor haar ziekte en de man in een betere positie verkeert om vervangende woonruimte te vinden. Wat betreft de partneralimentatie heeft de rechtbank de behoefte van de vrouw vastgesteld op € 2.455,- netto per maand, terwijl de draagkracht van de man slechts € 199,- per maand bedraagt. Uiteindelijk heeft de rechtbank bepaald dat de man aan de vrouw een voorlopige partneralimentatie van € 314,- bruto per maand zal betalen, met ingang van 30 april 2025. De overige verzoeken zijn afgewezen.