ECLI:NL:RBDHA:2025:11234

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/678368 / FA RK 25-182
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van eenhoofdig gezag aan de vader na overlijden van de moeder en ondertoezichtstelling van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 een mondelinge uitspraak gedaan over het gezag van een minderjarige na het overlijden van de moeder. De vader van de minderjarige, die na het overlijden van de moeder met hem samenwoont, heeft verzocht om belast te worden met het eenhoofdig gezag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft dit verzoek ondersteund, maar heeft ook zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een gezagsvacuüm is ontstaan door het overlijden van de moeder op 12 mei 2024. De minderjarige heeft in korte tijd veel stabiliteit verloren, wat de noodzaak van een gezagsvoorziening onderstreept. De rechtbank heeft de zorgen van de Raad erkend, maar oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat de vader met het gezag wordt belast. Tegelijkertijd is de minderjarige onder toezicht gesteld van een gecertificeerde instelling om de zorgen te adresseren. De rechtbank heeft de beschikking van 22 oktober 2024 gewijzigd en het gezag over de minderjarige aan de vader toegewezen, met de verklaring dat deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad is. De uitspraak is gedaan door kinderrechter mr. C. de Jong-Kwestro en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-182
Zaaknummer: C/09/678368

Gezag

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak

gedaan op de – met gesloten deuren gehouden – zitting van 1 mei 2025 van het op
9 januari 2025 ingediende verzoekschrift van:

de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden,

de Raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
en

William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,

de gecertificeerde instelling.
Zitting heeft mr. C. de Jong-Kwestro, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier.
Op de zitting van deze rechtbank zijn zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] (zaak- en rekestnummer C/09/678402 / JE RK 25-37)
gecombineerd behandeld. Op het verzoek tot ondertoezichtstelling is afzonderlijk mondeling beslist.
Verschenen zijn:
  • [naam 1] namens de Raad;
  • de vader met als tolk H. Abdulla;
  • [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er op de zitting is besproken.
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan
.Deze luidt als volgt.

De gronden van de beslissing

De Raad verzoekt de vader te belasten met het gezag over [minderjarige] .
De vader en de gecertificeerde instelling hebben geen verweer gevoerd tegen het verzoek.
De rechtbank stelt de volgende feiten vast:
  • Uit [de moeder] (de moeder) is geboren:
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] .
  • De vader heeft [minderjarige] erkend.
  • Op 12 mei 2024 is de moeder overleden.
  • De moeder was belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] woont sinds het overlijden van de moeder bij de vader.
  • Bij beschikking van 10 oktober 2024 van de kinderrechter in deze rechtbank is de gecertificeerde instelling als spoedvoorziening belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] van 10 oktober 2024 tot 24 oktober 2024.
  • Bij beschikking van 22 oktober 2024 van de kinderrechter in deze rechtbank is de gecertificeerde instelling belast met de voorlopige voogdij over [minderjarige] .
De Raad heeft de volgende redenen ten grondslag aan zijn verzoek gelegd. Met het overlijden van de moeder is er een gezagsvacuüm ontstaan. [minderjarige] is in een korte tijd veel vastigheid in zijn leven kwijtgeraakt, doordat zijn moeder kwam te overlijden, hij verhuisde, hij niet meer samen kon wonen met zijn halfbroer (die een deel van de zorg over hem droeg) en hij moest wisselen van school. Hoewel de Raad zorgen heeft over de opvoedsituatie bij de vader, acht de Raad het in het belang van [minderjarige] dat zijn vader met het gezag over hem wordt belast. Het contact tussen [minderjarige] en zijn vader oogt liefdevol en de vader doet zijn best om de opvoeding van [minderjarige] naar zijn vermogen zo goed mogelijk vorm te geven.
De vader heeft aangegeven dat hij graag met het gezag over [minderjarige] wil worden belast.
De rechtbank wijst het verzoek van de Raad om de vader met het gezag over [minderjarige] te belasten toe. De situatie die de Raad in het verzoek schetst wordt bevestigd door de stukken en dat wat op de zitting is besproken. De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is dat de vader met het gezag over hem wordt belast. Aan de zorgen die de Raad heeft wordt tegemoet gekomen, omdat tegelijkertijd met deze (mondelinge) beslissing [minderjarige] onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling.
De rechtbank beslist daarom als volgt.

De beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van
22 oktober 2024 –:
bepaalt dat voortaan aan de vader, [de vader] , geboren op [geboortedatum 2] 1969 in [geboorteplaats 2] , Uganda, het gezag zal toekomen over de minderjarige:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] ,
en verklaart deze gezagsvoorziening uitvoerbaar bij voorraad.
Deze mondelinge uitspraak is gedaan door mr. C. de Jong-Kwestro, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in de aanwezigheid van de griffier, waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat is verzonden op 15 mei 2025.
Waarvan proces-verbaal.