ECLI:NL:RBDHA:2025:1123
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen de niet-in behandeling name van een asielaanvraag op grond van het Dublin-systeem
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2025 uitspraak gedaan in het verzet van een opposant tegen de beslissing van de Minister van Asiel en Migratie om zijn asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De opposant, van Angolese nationaliteit, had op 18 oktober 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd afgewezen omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank had eerder, op 18 november 2024, het beroep van de opposant ongegrond verklaard zonder zitting, omdat het eindoordeel volgens de rechtbank buiten redelijke twijfel stond. De opposant heeft vervolgens op 15 december 2024 verzet aangetekend tegen deze uitspraak.
Tijdens de zitting op 7 januari 2025 heeft de gemachtigde van de opposant aangevoerd dat de opposant met onbekende bestemming was vertrokken, maar dat hij inmiddels weer in Nederland was. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opposant nog steeds belang had bij de beoordeling van zijn verzet. De rechtbank heeft in haar beoordeling bevestigd dat de Minister niet gehouden was om af te wijken van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Duitsland. De opposant heeft niet aangetoond dat het Duitse asiel- en opvangsysteem tekortkomingen vertoont die een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM met zich meebrengen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzet ongegrond is, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak is geen hoger beroep mogelijk.