ECLI:NL:RBDHA:2025:11201

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
25/2903
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening niet-ontvankelijk wegens niet tijdig betalen griffierecht

Op 24 juni 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer SGR 25/2903. Het betreft een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van de burgemeester van Noordwijk, die op 12 maart 2025 een exploitatievergunning heeft verleend aan [bedrijfsnaam] B.V. voor de exploitatie van een openbare inrichting. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat verzoeker het griffierecht van € 194,- niet tijdig heeft betaald. De griffier had verzoeker per aangetekende brief op 28 april 2025 in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen twee weken te betalen. De nota is echter retour ontvangen omdat deze niet is afgehaald. Ondanks een herinnering per e-mail op 22 mei 2025 heeft verzoeker het griffierecht niet op tijd voldaan en geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven.

Hierdoor heeft de voorzieningenrechter besloten het verzoek niet inhoudelijk te beoordelen en het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier, en is openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/2903

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

de burgemeester van Noordwijk, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen het besluit van verweerder van 12 maart 2025. Verweerder heeft in dat besluit een exploitatievergunning verleend aan [bedrijfsnaam] B.V. voor exploitatie van de openbare inrichting aan de [adres] in [plaats] . Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Toetsingskader
3. Iemand die een verzoek om voorlopige voorziening indient, moet griffierecht betalen. [1] In een zaak als deze is het griffierecht € 194,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Dat betekent in dit verband dat het hele bedrag binnen die termijn is bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dat het binnen die termijn is betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig wordt betaald, verklaart de voorzieningenrechter het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
Heeft verzoeker het griffierecht tijdig betaald?
3.1.
De griffier heeft bij aangetekend verzonden brief van 28 april 2025 verzoeker in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van die brief. De brief met de nota is op 22 mei 2025 door de rechtbank retour ontvangen met de reden dat ze niet zijn afgehaald van het PostNL punt. De griffie van de rechtbank heeft verzoeker hier per mail van 22 mei 2025 van op de hoogte gesteld en hem in de gelegenheid gesteld om de nota per ommegaande te betalen. Verzoeker heeft het griffierecht niet op tijd betaald.
Is het niet tijdig betalen verontschuldigbaar?
3.2.
Verzoeker heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.

Conclusie en gevolgen

4. Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A. Badermann, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Dit is geregeld in artikel 8:82 van de Awb in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.