6.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit de rapportages en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feitDe verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. De verdachte en de medeverdachten zijn hierbij georganiseerd te werk gegaan. Een aantal uren voor de diefstal met geweld zijn twee medeverdachten in de winkel van het slachtoffer geweest om een voorverkenning te doen. Op het moment dat het slachtoffer iets voor 17:00 uur zijn winkel aan het afsluiten was, zijn de verdachte en een medeverdachte in zijn richting gerend. Vervolgens is het slachtoffer meerdere keren op het hoofd geslagen met een baksteen die was gewikkeld in een theedoek. De verdachte en medeverdachte hebben de ketting en het horloge van het slachtoffer zijn lichaam gerukt en zijn vervolgens weggerend.
Door deze gewelddadige beroving is er op brute wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, waarbij hij pijn en letsel heeft opgelopen. Daarbij heeft de beroving plaatsgevonden op klaarlichte dag, waarbij een omstander en zijn kind – op korte afstand – getuige zijn geweest van het voorval. Dit soort misdrijven veroorzaken niet alleen grote onrust en gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer, maar ook in de rest van de samenleving. Uit de toelichting op de ingediende vordering tot schadevergoeding blijkt dat de beroving het slachtoffer nog altijd bezighoudt en van invloed is op zijn dagelijks leven. Het slachtoffer heeft psychische hulp ingeschakeld en zijn gevoel van veiligheid is aangetast, waardoor hij niet meer zijn werkzaamheden voor zijn bedrijf kan uitvoeren zoals voorheen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij – vooraf – geen enkele blijk heeft gegeven rekening te houden met deze gevolgen van zijn handelen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 28 april 2025. Hieruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een mishandeling en wederspannigheid.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 6 juni 2025 van en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het recidiverisico wordt ingeschat op laag en gemiddeld. Gebleken is dat de verdachte is gebaat bij structuur en duidelijkheid. De Raad vindt het daarom van belang dat de begeleiding en het toezicht door de jeugdreclassering wordt voortgezet. De verdachte overziet onvoldoende de gevolgen van zijn handelen en kan zelfgenoegzaam en snel gekrenkt zijn als hij het gevoel heeft dat hij verkeerd benaderd wordt. In contact met andere jongeren kan de verdachte jong en naïef zijn. De Raad vindt daarom de gedragsinterventie TACt Regulier passend, gericht op het vergroten van vaardigheden en zelfinzicht. De voorlopige hechtenis heeft een preventieve werking gehad, en de verdachte beseft dat nieuw delictgedrag leidt tot (zwaardere) straffen, zeker omdat hij inmiddels meerderjarig is. Ingeval van een bewezenverklaring wordt geadviseerd om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden en de leerstraf TACt Regulier op te leggen.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van het psychologisch rapport van R.B. Adriaensen (klinisch psycholoog) van 4 maart 2024 (
de rechtbank begrijpt: 4 maart 2025). Daaruit volgt – kort samengevat – dat het recidiverisico wordt ingeschat op laag gemiddeld tot middelmatig. Bij de verdachte is sprake van een achterblijvende sociaal-emotionele ontwikkeling en een enigszins achterblijvende morele en cognitieve ontwikkeling. Daarbij heeft verdachte een zelfbeschermende en enigszins een impulsieve grondhouding. Hierdoor is hij beperkt in zijn probleembesef, (zelf)reflecterend vermogen en inlevingsvermogen. Ook is hij enigszins onderontwikkeld in zijn (interpersoonlijke) conflicthanteringsvaardigheden, probleemoplossende vermogens, impulscontrole, gedragsremmingen, zelfsturing en zelfregulatie. Hierdoor overziet de verdachte de consequenties van zijn eigen handelen minder goed, heeft hij moeite zich te verplaatsen in anderen en is hij vatbaar, om bij hoog oplopende stress en zodra hij zich ongelijkwaardig behandeld voelt door een ander, geweld en/of agressie in te zetten als oplossingsstrategie. Dit heeft ook invloed gehad op de gedragskeuzes en gedragingen die de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde heeft gemaakt. Gelet daarop wordt geadviseerd om het ten laste gelegde feit, indien bewezen, in enigszins verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. Geadviseerd wordt om een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden en daarnaast de leerstraf TACt Regulier. Om de verdachte te stimuleren in zijn persoonlijke ontwikkeling en het recidiverisico terug te brengen tot een aanvaardbaar risico, wordt onder andere toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering en herstelbemiddeling met het slachtoffer als bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De deskundige van Jeugdbescherming west heeft ter zitting naar voren gebracht dat de verdachte sociaal is en gemakkelijk contact maakt. Ingeval van een discussie of conflict kan de verdachte negatief overkomen. De verdachte moet leren om soms tot tien te tellen en op een later moment op een kalme manier te reageren.
Toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank volgt de conclusies van de deskundige voor wat betreft de toerekeningsvatbaarheid en vindt de verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Strafmodaliteit en strafmaatDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen. Daarin is als uitgangspunt voor een diefstal met geweld een werkstraf vanaf 60 uren dan wel (dienovereenkomstige) jeugddetentie vermeld. In dit geval acht de rechtbank strafverhogend dat er meerdere daders zijn, er fors fysiek geweld is gebruikt en dat het slachtoffer daardoor verwondingen heeft opgelopen. Ook de omstandigheden waaronder de beroving is gepleegd, wegen zwaar mee. Hoewel de verdachte niet degene is geweest die het meeste geweld heeft toegepast, heeft hij wel de benen van het slachtoffer vastgehouden en de ketting van de nek van het slachtoffer getrokken. Ter zitting heeft de verdachte naar zijn vermogen geprobeerd excuses aan te bieden aan het slachtoffer. De rechtbank maakt daaruit op dat de verdachte inmiddels begrijpt dat wat er is gebeurd een grote impact heeft gehad en nog altijd heeft op het slachtoffer. Daarnaast houdt de rechtbank rekening ten ermee dat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis goed heeft meegewerkt aan de schorsingsvoorwaarden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht (46 dagen), waarvan 104 dagen voorwaardelijk, een werkstraf voor de duur van 35 uren en de leerstraf TACt Regulier van 35 uren, de juiste pedagogische interventie is.
De voorwaardelijke jeugddetentie zal worden opgelegd, omdat de rechtbank het van belang vindt dat de straf bijdraagt aan voorkoming van nieuwe strafbare feiten en dient als stevige waarschuwing voor de verdachte. Aan het voorwaardelijk deel van de jeugddetentie zal de rechtbank een proeftijd van twee jaren verbinden en de bijzondere voorwaarden opleggen die de Raad adviseert, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering en het volgen van een dagbesteding. Ook neemt de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer, een locatieverbod voor de winkel van het slachtoffer en een contactverbod met de medeverdachten op als bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet geen noodzaak voor een locatieverbod voor het huisadres van het slachtoffer, nu er geen enkele aanleiding is te veronderstellen dat de verdachte daar naar toe zal gaan en dit bovendien ondervangen wordt door het algemene contactverbod.