ECLI:NL:RBDHA:2025:1119

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
NL24.36375 V en NL24.36379 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door Bulgarije

In deze zaak hebben opposanten, twee Syrische asielzoekers, verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank die hun asielaanvraag niet in behandeling nam. De rechtbank had geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk was voor de behandeling van hun aanvraag. De opposanten hebben op 2 december 2024 verzet ingediend tegen deze beslissing, nadat hun beroep op 28 oktober 2024 kennelijk ongegrond was verklaard. Tijdens de zitting op 7 januari 2025 zijn de opposanten en hun gemachtigde niet verschenen, maar de gemachtigde van de verweerder was wel aanwezig.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de opposanten niet aannemelijk hebben gemaakt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing is. Dit beginsel houdt in dat men ervan uit kan gaan dat andere EU-lidstaten, zoals Bulgarije, zich aan internationale verplichtingen houden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de argumenten van de opposanten, waaronder hun jonge leeftijd en negatieve ervaringen in Bulgarije, niet voldoende zijn om te twijfelen aan de eerdere uitspraak. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de opposanten niet hebben aangetoond dat klagen bij de Bulgaarse autoriteiten onmogelijk of zinloos zou zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzet ongegrond is en dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, en is openbaar gemaakt op 3 februari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.36375 V en NL24.36379 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet in de zaak tussen

[opposant 1] , opposant,

V-nummer: [v-nummer 1]
[opposant 2] ,opposant,
V-nummer: [v-nummer 2]
(gemachtigde: A.W.J. van der Meer),
(samen: opposanten)
en
de Minister van Asiel en Migratie [1] verweerder.
(gemachtigde: A.T.M. Vroom- van Berckel).

Inleiding

1. Bij besluit van 17 september 2024 heeft verweerder de aanvraag van opposanten tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Opposanten hebben tegen dit besluit beroep ingesteld. Het beroep is bij uitspraak van 28 oktober 2024 [2] (de bestreden uitspraak) buiten zitting kennelijk ongegrond verklaard.
1.2.
Opposanten hebben op 2 december 2024 tegen de bestreden uitspraak verzet ingediend.
1.3.
Het onderzoek op zitting heeft plaatsgevonden op 7 januari 2025. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Opposanten en hun gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
2. Opposanten hebben de Syrische nationaliteit en zijn geboren op [geboortedatum] 2005 en [geboortedatum] 2004. Zij hebben in Nederland een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is niet in behandeling genomen omdat Bulgarije daarvoor verantwoordelijk is.
Wat heeft de rechtbank in de bestreden uitspraak geoordeeld?
3. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft in de bestreden uitspraak – kort samengevat – geoordeeld dat een voornemen een voorbereidingshandeling is en dat uit jurisprudentie van de Afdeling [3] volgt dat een standaardvoornemen wel aan de vereisten kan voldoen. Verweerder is in de bestreden besluiten kenbaar ingegaan op alle relevante elementen die tot het niet in behandeling nemen van de asielaanvragen hebben geleid, op de verklaringen van opposanten in de aanmeldgehoren en op wat zij in hun zienswijze hebben aangevoerd. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Niet aannemelijk is gemaakt dat het Bulgaarse asiel- en opvangsysteem zodanige tekortkomingen kent dat overdracht aan Bulgarije een reëel risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het Handvest [5] met zich meebrengt. Ook is niet onderbouwd dat klagen bij de Bulgaarse autoriteiten of andere instanties bij problemen onmogelijk of zinloos zou zijn. Tot slot heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag onverplicht aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

Wat vinden opposanten in verzet?

4. Opposanten betogen - kort samengevat - dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank heeft ten onrechte zonder zitting uitspraak gedaan en opposanten hadden moeten worden gehoord. Daarbij is van belang dat er geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de acceptatiegrond van de Bulgaarse autoriteiten, te weten dat zij hun asielaanvraag zouden hebben ingetrokken. Dit staat haaks op hun eigen verklaringen. Verder valt niet in te zien welk bewijs redelijkerwijs van opposanten gevergd kan worden. Zij kunnen, vanwege hun jonge leeftijd en de negatieve ervaringen die zij hebben meegemaakt, de bescherming van de autoriteiten in Bulgarije niet inroepen. Dat de aangevoerde feiten en omstandigheden al in het kader van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zijn betrokken, is onvoldoende reden om geen toepassing te geven aan artikel 17 van de Dublinverordening.
Wat is het toetsingskader bij verzet?
5. Bij verzet oordeelt de rechtbank uitsluitend of het beroep van opposanten buiten redelijke twijfel ongegrond verklaard kon worden zonder het houden van een zitting. Als opposanten met gegronde redenen kunnen onderbouwen dat het beroep niet zonder zitting afgedaan mocht worden bij de bestreden uitspraak, kan het verzet gegrond verklaard worden. Als in verzet argumenten naar voren worden gebracht die bij een normale behandeling ook nog hadden kunnen worden aangevoerd, moet worden beoordeeld of hierdoor twijfel ontstaat over de uitkomst. Zo ja, dan wordt het verzet gegrond verklaard zodat nader onderzoek kan plaatsvinden.

Wat is het oordeel van de rechtbank over het verzet?

6. Naar het oordeel van de rechtbank leidt hetgeen opposanten in verzet hebben aangevoerd niet tot twijfel ten aanzien van het oordeel van de rechtbank dat het beroep kennelijk ongegrond is. De verzetsrechter stelt voorop dat de rechtbank in de aangevallen uitspraak, onder verwijzing naar recente rechtspraak van de hoogste bestuursrechter, heeft betrokken dat ten aanzien van Bulgarije van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Naar het oordeel van de verzetsrechter hebben opposanten niet aannemelijk gemaakt dat dit vanwege individuele feiten en omstandigheden niet langer kan. Bulgarije heeft met het claimakkoord gegarandeerd dat de asielaanvragen van opposanten zullen worden afgehandeld in overeenstemming met de internationale verplichtingen. Dat nader onderzoek had moeten worden gedaan naar de acceptatiegrond leidt niet tot een ander oordeel, nu dit standpunt al in de zienswijze en de gronden van het beroep naar voren is gebracht en in de buitenzittinguitspraak is betrokken.
7. Met de enkele stelling dat opposanten te jong zijn en negatieve ervaringen mee hebben gemaakt in Bulgarije, is niet aannemelijk gemaakt dat klagen bij de Bulgaarse autoriteiten onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. Tenslotte hebben opposanten ook in verzet geen zodanig bijzondere, individuele omstandigheden aangevoerd die maken dat twijfel bestaat over de vraag of verweerder alleen al om die redenen de asielaanvragen onverplicht aan zich had moeten trekken.
8. Uit de beoordeling van de gronden van het verzet volgt dat de rechtbank in de uitspraak van 28 oktober 2024 terecht heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk, dus buiten redelijke twijfel, ongegrond was en de zaak terecht zonder zitting heeft afgedaan. Het verzet is ongegrond.

Conclusie en gevolgen

9. Gelet op het voorgaande is het verzet van opposanten ongegrond. Dat betekent dat de eerdere uitspraak van 28 oktober 2024 in stand blijft.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M. Meijers, rechter, in aanwezigheid van
J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen de uitspraak op het verzet is geen hoger beroep mogelijk.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.NL24.36387, NL24.36376, NL24.36379 en NL24.36380.
3.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4348.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.