ECLI:NL:RBDHA:2025:11103

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
25 juni 2025
Zaaknummer
NL23.38506
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake verblijfsvergunning regulier voor arbeid als zelfstandige

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juni 2025, wordt het verzoek van de verzoeker om een voorlopige voorziening beoordeeld. De verzoeker had op 19 juli 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige. Deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 5 december 2023, omdat de verzoeker niet in het bezit was van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en niet van het mvv-vereiste werd vrijgesteld. Hiertegen maakte de verzoeker bezwaar en vroeg om een voorlopige voorziening. Voordat de voorzieningenrechter op dit verzoek kon beslissen, had de minister op 27 november 2024 een besluit op het bezwaar genomen. De verzoeker werd op 10 december 2024 in de gelegenheid gesteld om beroep in te stellen tegen dit besluit, wat hij op 23 december 2024 deed. De voorzieningenrechter besloot het verzoek om voorlopige voorziening gelijk te stellen met het verzoek dat hangende dit beroep was gedaan.

De voorzieningenrechter heeft op 16 april 2025 uitspraak gedaan op het beroep van de verzoeker, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen. De minister werd niet verplicht om de proceskosten van de verzoeker te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, in aanwezigheid van griffier mr. S.M. Hampsink, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open, zoals bepaald in de Algemene wet bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38506

uitspraak van de voorzieningenrechter van 24 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker], v-nummer: [nummer], verzoeker

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening vanwege de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige.
1.1.
Verzoeker heeft op 19 juli 2023 een aanvraag om een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor arbeid als zelfstandige ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 5 december 2023 afgewezen, omdat verzoeker niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en hij niet van het mvv-vereiste wordt vrijgesteld. Verzoeker heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Nog voordat de voorzieningenrechter op dit verzoek heeft beslist, heeft de minister op 27 november 2024 een besluit op het bezwaar van verzoeker genomen. De voorzieningenrechter heeft verzoeker daarom op 10 december 2024 in de gelegenheid gesteld om tegen dit besluit beroep in te stellen. [1] Verzoeker heeft dat op 23 december 2024 gedaan. De voorzieningenrechter stelt het verzoek om voorlopige voorziening daarom gelijk met een verzoek gedaan hangende dit beroep.
1.2.
De voorzieningenrechter nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [2]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De rechtbank heeft op 16 april 2025 uitspraak gedaan op het beroep van verzoeker. [3] Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af. De minister hoeft de proceskosten van verzoeker niet te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft dat voor.
2.Artikel 8:83, derde lid, van de Awb maakt dat mogelijk.
3.Zaaknummer NL24.51524.