In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een WIA-uitkering aan eiseres, die eerder ziek was geworden en een aanvraag had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de WIA-uitkering op 14 oktober 2022 was afgewezen, waarna eiseres bezwaar had aangetekend. De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen heeft het bezwaar gegrond verklaard en een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar later gewijzigd naar een WGA-vervolguitkering. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen deze besluiten, waarbij zij aanvoerde dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met haar medische klachten en beperkingen. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts b&b de medische beoordeling zorgvuldig had uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de vastgestelde beperkingen voldoende gemotiveerd waren en dat de geduide functies passend waren voor eiseres. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat resulteerde in een schadevergoeding van € 1.000,-, verdeeld over de betrokken partijen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en de schadevergoeding toegewezen.