ECLI:NL:RBDHA:2025:11072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
24/3243
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid en WIA-afwijzing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting [eiseres] en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiseres had een transitievergoeding van € 10.636,41 bruto betaald aan een ex-werkneemster die zich per 1 februari 2021 ziek had gemeld. De aanvraag van de ex-werkneemster voor een WIA-uitkering werd door verweerder op 30 januari 2023 afgewezen, omdat zij niet 104 weken ziek was geweest. Eiseres verzocht om compensatie van de transitievergoeding, maar deze aanvraag werd afgewezen omdat niet voldaan was aan de voorwaarden voor compensatie, zoals vastgelegd in artikel 7:673e van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft de zaak op 6 maart 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de ex-werkneemster voor het einde van de 104 weken ziekte, namelijk per 19 januari 2023, geschikt was bevonden voor haar werk. Dit betekende dat eiseres niet in aanmerking kwam voor compensatie van de transitievergoeding. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/3243

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 mei 2025 in de zaak tussen

Stichting [eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: J. Gierdhariesingh)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. J.S. de Vreeze).

Inleiding

Op 1 september 2012 is [naam 1] (hierna: ex-werkneemster) bij eiseres in dienst getreden. Zij heeft zich per 1 februari 2021 ziekgemeld. Verweerder heeft de aanvraag van de ex-werkneemster om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) per 30 januari 2023 afgewezen. Met wederzijds goedvinden is met een vaststellingsovereenkomst het dienstverband met ex-werkneemster beëindigd per 3 maart 2023. Eiseres heeft een transitievergoeding van € 10.636,41 bruto aan ex-werkneemster betaald. Eiseres heeft bij verweerder een aanvraag om compensatie van de transitievergoeding bij langdurige arbeidsongeschiktheid ingediend.
Met het besluit van 8 september 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Volgens verweerder komt eiseres niet voor compensatie in aanmerking omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor de vergoeding, nu ex-werkneemster niet 104 weken ziek is geweest.
Met het besluit van 28 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 6 maart 2025 op zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen de gemachtigde van eiseres, vergezeld van [naam 2] en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

De gronden van eiseres
1. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en voert het volgende aan. Ex-werkneemster is 104 weken ziek geweest en was niet beter gemeld voor 1 februari 2023. Eiseres heeft niet door verweerder beter gemeld kunnen zijn voor 3 maart 2023. Op alle documenten staat dat er sprake is geweest van 104 weken ziekte. Ook blijkt uit de vaststellingsovereenkomst dat zij uit elkaar zijn gegaan vanwege langdurig verzuim.
Het standpunt van verweerder
2. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor compensatie. Uit de beslissing van 30 januari 2023 blijkt dat de ex-werkneemster geen WIA-uitkering kan krijgen, omdat zij niet voldoet aan de voorwaarde dat zij door ziekte haar werk 104 weken niet kon doen. In de beslissing staat ook dat de ex-werkneemster voor het einde van de wachttijd van 104 weken beter is gemeld. Een kopie van de beslissing is aan eiseres gestuurd. Omdat de ex-werkneemster voor het einde van het opzegverbod (31 januari 2023) hersteld is verklaard, wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor compensatie. In het verweerschrift stelt verweerder aanvullend dat in de vaststellingsovereenkomst, die op 28 februari 2023 is ondertekend, is opgenomen dat zij ervan op de hoogte waren dat de ex-werkneemster geen recht heeft op een WIA-uitkering. De beslissing over de WIA-uitkering is op 30 januari 2023 afgegeven. Eiseres was dus op de hoogte van verweerders oordeel dat de ex-werkneemster geschikt is bevonden voor het eigen werk per 19 januari 2023 en daarmee niet in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. In de bijgevoegde brief van 11 januari 2023 in bezwaar geeft eiseres ook aan dat zij de beslissing van het Uwv over de WIA-beoordeling zullen afwachten en daarna in contact zullen treden over het lopende dienstverband.
Het beoordelingskader
3.1.
In artikel 7:673e, eerste lid, onder a, van het Burgerlijk Wetboek (BW) zijn de voorwaarden geformuleerd waaraan moet worden voldaan wil een werkgever aanspraak kunnen maken op compensatie.
3.2.
De eerste voorwaarde daarvoor is, gelet op artikel 7:673e van het BW, eerste lid, onder a, 1º in samenhang met artikel 7:673e van het BW, derde lid, dat er in verband met het beëindigen van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:673 van het BW een transitievergoeding verschuldigd was, respectievelijk zou zijn als de overeenkomst door opzegging of ontbinding zou zijn beëindigd.
3.3.
De tweede voorwaarde is blijkens artikel 7:673e, eerste lid, onder a, van het BW dat de betaling van de transitievergoeding verband houdt met langdurige arbeidsongeschiktheid. Artikel 7:673e, eerste lid, onder a, van het BW geeft namelijk aanspraak op compensatie indien de arbeidsovereenkomst na de periode, bedoeld in art. 7:670, eerste lid, onderdeel a, en elfde lid, van het BW, is beëindigd omdat de werknemer wegens ziekte of gebreken niet meer in staat was de bedongen arbeid te verrichten.
3.4.
Als aan beide voorwaarden is voldaan, verstrekt verweerder op verzoek van de werkgever een compensatie, aldus het eerste lid van artikel 7:673e van het BW.
Beoordeling door de rechtbank
4. In geschil is of wordt voldaan aan de tweede voorwaarde, zoals genoemd onder 3.3, om in aanmerking te komen voor compensatie van de transitievergoeding.
5. De rechtbank overweegt dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de ex-werkneemster in rechte vast staat. De ex-werkneemster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 30 januari 2023, waarin haar aanvraag om een WIA-uitkering is afgewezen. Dat bezwaar is met het besluit van 13 juni 2023 ongegrond verklaard. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld. Daarmee staat vast dat de ex-werkneemster voor het einde van 104 weken ziekte, namelijk per 19 januari 2023, geschikt werd geacht voor haar werk. Eiseres heeft als belanghebbende een kopie van het besluit ontvangen.
6. De rechtbank stelt vast dat uit de vaststellingsovereenkomst blijkt dat eiseres ervan op de hoogte was dat verweerder de WIA-aanvraag van de ex-werkneemster had afgewezen. In de overeenkomst wordt namelijk de afwijzing vermeld en wordt ook verwezen naar het besluit van verweerder van 30 januari 2023. In dat besluit is overwogen dat de ex-werkneemster geen WIA-uitkering kan krijgen omdat zij niet voldoet aan de voorwaarde dat zij door ziekte haar werk 104 weken niet kon doen. Zij was namelijk vóór het einde van deze periode weer beter. Daarbij is verwezen naar het rapport van de verzekeringsarts van 26 januari 2023. Hoewel in het besluit niet de datum staat per wanneer de ex-werkneemster geschikt is geacht voor haar werk en eiseres geen afschrift van het rapport van de verzekeringsarts toegezonden heeft gekregen, kon zij naar het oordeel van de rechtbank daaruit wel afleiden dat de ex-werkneemster door verweerder niet 104 weken ziek werd beschouwd.
7. Eiseres heeft ter zitting gesteld dat zij de ex-werkneemster wel 104 weken ziek heeft beschouwd en dat zij daarbij is afgegaan op de beoordeling door de bedrijfsarts. Verweerder heeft in reactie daarop aangevoerd dat een werkgever op het oordeel van de bedrijfsarts over de arbeidsongeschiktheid mag afgaan totdat er een oordeel van de verzekeringsarts is. Vanaf dat moment is het oordeel van de verzekeringsarts leidend. Dit betekent dat als de arbeidsovereenkomst zou zijn beëindigd voordat een medische WIA-beoordeling door het Uwv had plaatsgehad, dat dan het oordeel van de bedrijfsarts bepalend was geweest en de werkgever daarvan had mogen uitgaan. In dit geval heeft de beoordeling door de verzekeringsarts echter plaats gehad voor de beëindiging van het dienstverband. Eiseres was van die beoordeling ook op de hoogte. Daarom is die beoordeling bepalend. De rechtbank vindt dit standpunt van verweerder juist en volgt verweerder hierin.

Conclusie en gevolgen

8. Verweerder heeft terecht geweigerd eiseres compensatie toe te kennen voor de door haar aan de ex-werkneemster betaalde transitievergoeding op de grond dat de ex-werkneemster niet 104 weken ziek is geweest.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van S.J.W. Stort, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2025.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.