ECLI:NL:RBDHA:2025:11054

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
C/09/685118 / JE RK 25-862
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige ontwikkelingsbedreigingen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 een beschikking gegeven over de machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 15 en 26 mei 2025 spoedmachtigingen verleend voor de opname van [minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, heeft verzocht om een verlenging van de machtiging tot gesloten plaatsing, gezien de ernstige ontwikkelingsbedreigingen en het onveilige gedrag van [minderjarige]. Tijdens de zittingen zijn verschillende incidenten besproken, waaronder het gebruik van drugs en het onttrekken aan begeleiding. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen van [minderjarige] aan te pakken en heeft besloten dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om verdere escalatie te voorkomen. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 14 november 2025, en heeft het verzoek om een voorwaardelijke machtiging afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/685118 / JE RK 25-862
Datum uitspraak: 10 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. A. Roozdar te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder] ,
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 15 mei 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp van 15 mei 2025 tot 29 mei 2025. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 mei 2025 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 12 juni 2025, en het verzoek voor het overige deel aangehouden tot deze zitting.
1.3.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 15 mei 2025, en de hierin genoemde stukken;
  • de beschikking van 26 mei 2025, en de hierin genoemde stukken;
  • een gewijzigd verzoekschrift van de gecertificeerde instelling met bijlagen van 6 juni 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 10 juni 2025, die [minderjarige]
welkort voor de zitting heeft onderzocht.
1.4.
Op 26 mei 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] met zijn advocaat;
- de moeder;
  • [naam 1] , namens de gecertificeerde instelling;
  • de begeleider van [minderjarige] , [naam 2] , als toehoorder.
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige] , voorafgaand aan de zitting en in het bijzijn van zijn advocaat, naar zijn mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] verblijft bij [instelling 1] .
2.2.
Voor een weergave van de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikkingen van 15 en 26 mei 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling heeft bij verzoekschrift van 14 mei 2025 verzocht een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van drie maanden. De gecertificeerde instelling heeft het verzoek bij verzoekschrift van 6 juni 2025 gewijzigd, en verzoekt nu een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd.
[minderjarige] verbleef vanaf 4 april 2025 bij [instelling 2] . Deze plaatsing werd als passend en noodzakelijk gezien, omdat er vanuit de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] behandeling en individuele begeleiding nodig waren. Hij wilde ook zelf graag naar [instelling 2] .
Na ruim een maand bij [instelling 2] te hebben verbleven, hebben er in de afgelopen periode meerdere incidenten plaatsgevonden en zijn deze incidenten ook in intensiteit toegenomen. Er was een boksbeugel bij [minderjarige] gesignaleerd, er waren op zijn kamer meerdere steekwapens aangetroffen en zijn er sterke vermoedens van betrokkenheid bij drugshandel en diefstal. Een begeleider heeft [minderjarige] gesignaleerd op Snapchat, waarbij er sterke vermoedens zijn dat [minderjarige] minderjarige meisjes regelt voor seksuele contacten in ruil voor harddrugs. Verder bestaan er zorgen over de persoonlijke hygiëne van [minderjarige] en is er sprake van soft- en harddrugsgebruik. [minderjarige] heeft geen reflectief vermogen, weigert in gesprek te gaan met de hulpverlening en toont geen motivatie voor begeleiding of verandering.
Hij is op 16 mei 2025 teruggeplaatst bij [instelling 1] , maar loopt ook hier veelvuldig weg en is dan onbereikbaar. Ook ten tijde van de vorige zitting had [minderjarige] zich onttrokken. [minderjarige] gaat, wanneer hij zich onttrekt, regelmatig naar de moeder thuis, waarbij het de moeder dan niet altijd lukt hem te begrenzen of om de hulpverlening direct in te schakelen. De gecertificeerde instelling maakt zich grote zorgen over het gedrag van [minderjarige] en over de voortdurende risico’s die dit met zich meebrengt.
De gecertificeerde instelling vindt de terugkeer van [minderjarige] naar [instelling 2] onverantwoord en ziet een gesloten plaatsing buiten de regio als noodzakelijk om [minderjarige] en de mensen om hem heen te beschermen en te stabiliseren. Het risico op incidenten en calamiteiten is anders te groot. Ook het risico op delinquent gedrag is groot, waarbij de vrees is dat [minderjarige] in een JJI terecht zal komen. Een plaatsing bij [instelling 3] lijkt een goede optie te zijn voor [minderjarige] . [instelling 1] heeft aangegeven dat [minderjarige] slechts tot 16 juni 2025 zal kunnen blijven. De gecertificeerde acht het noodzakelijk dat [minderjarige] zo snel mogelijk buitenregionaal gesloten wordt geplaatst, zodat hij niet langer blootgesteld wordt aan de verleidingen van zijn omgeving en netwerk, en zodat er kan worden ingezet op de noodzakelijke hulpverlening en behandeling. Een open plaatsing of een voorwaardelijke machtiging tot een gesloten plaatsing zijn niet toereikend. Wanneer [minderjarige] niet meteen buitenregionaal gesloten geplaatst kan worden na 16 juni 2025, zal hij ter overbrugging en uit noodzaak, en met stevige veiligheidsafspraken, tijdelijk bij [instelling 2] of bij de moeder moeten verblijven.

4.De standpunten

4.1.
Er is door en namens de [minderjarige] verweer gevoerd tegen het verzoek. [minderjarige] vindt dat hij een tweede kans bij [instelling 2] verdient. [instelling 2] heeft ook aangegeven dat [minderjarige] daar weer kan verblijven. De incidenten zijn uit context gehaald of worden overdreven weergegeven, en het is niet eerlijk dat hij als een gevolg daarvan weer gesloten geplaatst moet worden. Het zal hem ook niet helpen om buitenregionaal gesloten geplaatst te worden. [minderjarige] verzoekt daarom om afwijzing van het verzoek tot gesloten plaatsing. Subsidiair verzoekt [minderjarige] om een voorwaardelijke gesloten machtiging toe te wijzen, zodat [minderjarige] met een stok achter de deur een tweede kans kan krijgen om te laten zien dat hij het kan.
4.2.
De advocaat van [minderjarige] heeft tevens naar voren gebracht dat de gecertificeerde instelling assertiever en doortastender te werk dient te gaan, omdat het nu te lang duurt voordat onderzoek wordt gedaan naar een mogelijk passende plek of passende hulpverlening voor [minderjarige] . De advocaat heeft naar voren gebracht dat het in zijn optiek mogelijk wel helpend kan zijn voor [minderjarige] om buitenregionaal geplaatst te worden.
4.3.
De moeder heeft ter zitting naar voren gebracht dat zij het verzoek begrijpt, maar dat zij zich wel afvraagt hoe en of een buiten regionale plaatsing deze keer wel zal werken. Dit is immers al eerder geprobeerd, en toen bleef [minderjarige] zich ook onttrekken. Hiernaast wordt het bij een buiten regionale plaatsing erg lastig voor de moeder om actief aan de hulpverlening en therapieën deel te nemen vanwege de afstand.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe dat er al een lange tijd zeer ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling en de veiligheid van [minderjarige] , en over de onveiligheid die hij brengt voor anderen in zijn omgeving. Er hebben in de afgelopen periode zeer ernstige incidenten plaatsgevonden die in intensiteit lijken te blijven toenemen, en [minderjarige] lijkt steeds verder af te glijden. [instelling 2] heeft hierna aangegeven dat hij op dat moment niet meer welkom was op de groep. [minderjarige] is daarom voor een time-out geplaatst bij [instelling 1] , maar wordt geacht om uiterlijk 16 juni 2025 ook hier te vertrekken. Tijdens zijn verblijf bij [instelling 1] blijft [minderjarige] weglopen en zich onttrekken aan begeleiding, hulpverlening en behandeling. Doordat [minderjarige] zich kan blijven onttrekken, blijft het risico bestaan dat er opnieuw een (gewelds)delict en/of conflict zal plaatsvinden. Hierbij bestaat de vrees dat deze incidenten uiteindelijk dusdanig zullen escaleren dat [minderjarige] in jeugddetentie terecht zal komen of dat deze zullen leiden tot een ernstig gevaar voor de veiligheid van [minderjarige] of van anderen.
De kinderrechter overweegt dat dit risico het noodzakelijk maakt dat er nu zo spoedig mogelijk wordt doorgepakt om te voorkomen dat [minderjarige] nog verder zal afglijden. De kinderrechter is van oordeel dat de afgelopen periode heeft uitgewezen dat een plaatsing in een open setting op dit moment niet toereikend genoeg is voor [minderjarige] om hem de noodzakelijke rust, structuur en veiligheid te bieden. Ook een voorwaardelijke machtiging tot gesloten plaatsing zal niet voldoende toereikend zijn. Het is in [minderjarige] zijn belang dat hij geplaatst wordt op een plek waar hij niet meer de kans krijgt om zich te onttrekken en niet meer wordt verleid door factoren binnen zijn omgeving en netwerk. De kinderrechter acht het daarom in zijn belang dat hij voor een langere periode geplaatst wordt in een gesloten setting buiten zijn regio, zodat [minderjarige] kan stabiliseren en er langdurig kan worden ingezet op passende hulpverlening, behandeling en begeleiding.
5.3.
De kinderrechter merkt thans wel op dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] slechts loopt tot 14 november 2025, en dat zij de machtiging tot gesloten plaatsing van [minderjarige] slechts kan toewijzen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
5.4.
De kinderrechter machtigt daarom de gecertificeerde instelling om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 14 november 2025.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 12 juni 2025 tot 14 november 2025;
6.2.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2025 door mr. J.C. van den Dries, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 17 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).