In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en het college van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, met het Rijksvastgoedbedrijf als derde-partij. De zaak betreft de weigering van het college om handhavend op te treden tegen renovatiewerkzaamheden aan het Binnenhof in Den Haag. Eiseres, Coöperatie Mobilisation for the Environment, had verzocht om de werkzaamheden stop te zetten omdat er geen natuurvergunning was verleend. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geweigerd om de werkzaamheden stop te zetten, omdat het alleen ging om voorbereidende werkzaamheden die een geringe stikstofdepositie veroorzaakten en omdat het stopzetten van deze werkzaamheden zou leiden tot grote financiële schade voor het Rijksvastgoedbedrijf. De rechtbank overwoog dat de handhaving in dit geval onevenredig was, gezien de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook de relevante wetgeving, zoals de Wet natuurbescherming en de Omgevingswet, in haar beoordeling betrokken. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en zij kreeg geen griffierecht terug of vergoeding van proceskosten.