3.4.Bewijsoverwegingen
De rechtbank dient te beoordelen of sprake is geweest van, kort gezegd, seksueel binnendringen van een onmachtige, zoals ten laste is gelegd. Hiervoor is vereist dat a) de verdachte bij [aangeefster] handelingen heeft verricht die mede bestaan uit het seksueel binnengedrongen, b) [aangeefster] ten tijde van het seksueel binnendringen verkeerde in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of van lichamelijke onmacht, en c) de verdachte van de toestand van [aangeefster] wetenschap had. Voor de wetenschap volstaat voorwaardelijk opzet.
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt voorop dat in zedenzaken zich regelmatig de situatie voordoet dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: de aangever/aangeefster en de verdachte. De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de verdachte en [aangeefster] op veel punten overeenstemmen. Op basis van hun verklaringen stelt de rechtbank het volgende vast.
De verdachte was in ieder geval vanaf de ochtend van 23 februari 2024 bij [aangeefster] thuis. De verdachte en [aangeefster] hebben samen de hele dag bier gedronken. Na middennacht, rond 01:00 uur op 24 februari 2024, heeft [aangeefster] tegen de verdachte gezegd dat zij slaapmedicatie had ingenomen en dat zij zou gaan slapen. [aangeefster] lag vervolgens met haar ogen dicht op de bank. De verdachte heeft vervolgens toenadering gezocht, [aangeefster] gekust en daarna zijn hand onder haar kleding gedaan en zijn vingers in haar vagina gebracht. Op een bepaald moment werd [aangeefster] emotioneel en heeft zij tegen de verdachte gezegd dat zij dit niet wilde en hij haar verkracht had.
Seksueel binnendringen
Gelet op het hiervoor genoemde kan worden vastgesteld dat verdachte seksuele handelingen heeft verricht bij [aangeefster] , waaronder het seksueel binnendringen bij [aangeefster] .
Staat van verminderd bewustzijn en/of lichamelijke onmacht
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat [aangeefster] ten tijde van het seksueel binnendringen buiten bewustzijn is geweest. [aangeefster] heeft immers verklaard dat zij in slaap was gevallen, maar niet dat zij bewusteloos is geraakt als gevolg van de inname van slaapmedicatie en/of alcohol.
De vraag is vervolgens of [aangeefster] verkeerde in een staat van verminderd bewustzijn en/of bij [aangeefster] sprake was van lichamelijke onmacht ten tijde van de seksuele handelingen.
Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever met het opnemen van het bestanddeel verminderd bewustzijn in artikel 243 van het Wetboek van Strafrecht heeft beoogd strafbaar te stellen het plegen van seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen, met iemand die verkeert tussen ‘waakzaamheid’ en ‘geheel van de wereld zijn’, waarbij van degene die verminderd bewust is in redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij of zij weerstand biedt aan de seksuele verlangens van een ander. Onder lichamelijke onmacht moet volgens de wetgever worden verstaan een toestand van fysieke weerloosheid die zijn oorzaak vindt in het bij het slachtoffer zelf bestaand lichamelijk onvermogen tot handelen.
De rechtbank overweegt dat [aangeefster] heeft verklaard dat zij aan het einde van de avond een dubbele dosis slaapmedicatie had ingenomen en dat zij vrij snel in slaap viel. Dit vanwege de combinatie met alcohol, zo begrijpt de rechtbank de verklaring van [aangeefster] . Niet ter discussie staat dat [aangeefster] op dat moment een grote hoeveelheid alcohol, namelijk meer dan tien blikjes bier, had gedronken Verder heeft [aangeefster] verklaard dat zij, op het moment dat de verdachte seksuele handelingen bij haar verrichtte, op de bank lag te slapen en dat zij op een gegeven moment wakker werd en voelde dat de verdachte met zijn vingers in haar vagina zat. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat als [aangeefster] slaapmedicatie neemt, zij twee slaappillen tegelijk neemt en dat ze dan binnen 5 minuten ligt te slapen. Verder verklaarde de verdachte dat hij [aangeefster] de betreffende avond, na de inname van de medicatie, zoende en is gaan vingeren. Op het moment dat de verdachte toenadering zocht en haar ging zoenen, had [aangeefster] haar ogen dicht en lag zij er volgens hem lekker bij.
Gelet de verklaringen van [aangeefster] en de verdachte en met name hetgeen de verdachte heeft waargenomen bij [aangeefster] , staat het voor de rechtbank vast dat [aangeefster] ten tijde van de seksuele handelingen als gevolg van het gebruik van alcoholhoudende drank en slaapmedicatie in ieder geval in een zodanige staat van verminderd bewustzijn verkeerde, dat van haar in redelijkheid niet kon worden verwacht dat zij weerstand bood aan de seksuele handelingen van de verdachte.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij niet gelooft dat [aangeefster] de slaappillen heeft genomen, omdat [aangeefster] op het moment van de kus tegen de verdachte zou hebben gezegd dat zij het lekker vond en zij wilde dat hij daarmee doorging, strookt niet met de door de verdachte bij de politie afgelegde verklaring waarin hij heeft medegedeeld dat [aangeefster] die avond ook haar slaappillen heeft genomen. Verder doet deze verklaring van de verdachte ter terechtzitting aan het voorgaande niets af. Het zeggen van dergelijke woorden door [aangeefster] – voor zover deze al zijn uitgesproken – sluit immers niet uit dat zij zich, op het moment dat de verdachte de seksuele handelingen verrichtte, in een staat van verminderd bewustzijn bevond.
De rechtbank is dus van oordeel dat [aangeefster] zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond ten tijde van de seksuele handelingen. In het dossier zijn echter onvoldoende aanknopingspunten aanwezig om vast te kunnen dat [aangeefster] fysiek niet in staat was om weerstand te bieden en dus in lichamelijke onmacht verkeerde.
Wetenschap
De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat de verdachte niet wist en niet kon weten dat [aangeefster] zich in een staat van verminderd bewustzijn bevond. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij en [aangeefster] een grote hoeveelheid alcohol hadden gedronken en dat [aangeefster] die avond dronken was. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij weet dat [aangeefster] snel dronken wordt van alcohol en heeft hij ter zitting ook erkend dat hij op dergelijke momenten voorzichtiger moet zijn met [aangeefster] , omdat zij dan niet meer weet wat ze doet. Verder heeft de verdachte ter terechtzitting bevestigd dat [aangeefster] hem op het einde van de avond heeft verteld dat zij de dubbele dosis slaapmedicatie had ingenomen. Volgens de verdachte lijkt [aangeefster] doorgaans zweverig en dronken te worden van deze slaappillen en valt zij daardoor snel in slaap. Nadat [aangeefster] de slaappillen had ingenomen lag zij, met haar ogen dicht, op de bank. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op dat moment, in zijn eigen woorden, heeft gedacht dat zij er mooi bij lag en: “Ik probeer het”. Door vervolgens naar deze gedachte te handelen heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangeefster] zich op dat moment in een staat van verminderd bewustzijn bevond.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte seksuele handelingen heeft gericht, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [aangeefster] , terwijl hij wist dat zij in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde.
De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de onderdelen “bewusteloosheid” en “lichamelijke onmacht”, nu hiervoor geen bewijs in het dossier voorhanden is.