ECLI:NL:RBDHA:2025:1097

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
30 januari 2025
Zaaknummer
23/3331
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de verleende evenementenvergunning voor een kerstmarkt in Leiden

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verleende evenementenvergunning voor een kerstmarkt. De burgemeester van Leiden heeft op 17 november 2022 de aangevraagde evenementenvergunning verleend, waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigden van verweerder aanwezig waren. Eiser betoogt dat de vergunning onvoldoende rekening houdt met geluidsoverlast voor omwonenden en dat de geluidsnormen gebaseerd zijn op een onjuist advies van de Omgevingsdienst. Hij stelt dat de locatie ongeschikt is voor een kerstmarkt, wat blijkt uit de noodzaak om van het bestemmingsplan af te wijken.

De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op goede gronden de evenementenvergunning heeft verleend. De kerstmarkt valt onder categorie 1 evenementen, waarbij een geluidsnorm van maximaal 70 dB(A) geldt. Het advies van de Omgevingsdienst, dat stelt dat het geluidsniveau onder deze norm zal blijven, wordt door de rechtbank als voldoende onderbouwd beschouwd. Eiser heeft geen concrete aanknopingspunten aangedragen die twijfels doen rijzen over de zorgvuldigheid van het advies. De rechtbank concludeert dat de burgemeester de belangen van de omwonenden en de noodzaak van het evenement op een juiste wijze heeft afgewogen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 januari 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de burgemeester van Leiden, verweerder

(gemachtigden: mr. J. van Egmond en G. Distelbrink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verleende evenementenvergunning voor een kerstmarkt.
1.1.
De burgemeester heeft op 17 november 2022 de aangevraagde evenementenvergunning verleend (primaire besluit). Met het bestreden besluit van 27 maart 2023 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven (bestreden besluit).
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2.
[bedrijfsnaam] B.V. (de vergunninghouder) wil een vierdaagse kerstmarkt organiseren aan de [straatnaam] te [plaatsnaam] . Ten behoeve daarvan heeft zij op 20 oktober 2022 aanvragen ingediend om een evenementenvergunning en een omgevingsvergunning. Deze vergunningen zijn verleend op 17 en 18 november 2022. Eiser woont aan de [straatnaam] en heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de verleende evenementenvergunning ongegrond verklaard. Volgens verweerder is de evenementenvergunning op juiste gronden verleend. Er is een risicoscan gemaakt en er zijn verkeers-, veiligheids- en mobiliteitsplannen opgesteld. Het geluidsniveau voldoet aan de vereisten. Wat betreft de geluidshinderaspecten baseert verweerder zich op het advies van de Omgevingsdienst.
Wat vindt eiser in beroep?
3.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluidsoverlast voor de omwonenden. Het besluit is voor wat betreft de geluidsnormen gebaseerd op een onjuist advies van de Omgevingsdienst. Hij wijst op het door hem gevraagde advies van de Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG) en stelt dat verweerder een maatwerkbesluit had moeten nemen. Tot slot heeft eiser ter zitting aangevoerd dat meegewogen had moeten worden dat de [straatnaam] überhaupt een ongeschikte locatie is voor het organiseren van een kerstmarkt. Dit blijkt al uit het feit dat er van het bestemmingsplan moest worden afgeweken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Procesbelang
4. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verweerder de evenementenvergunning heeft mogen verlenen voor de kerstmarkt in 2022. Hoewel het evenement inmiddels al heeft plaatsgevonden, kan een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de verleende vergunning van belang zijn voor toekomstige aanvragen om een vergunning en de toetsing daarvan. [1] Tussen partijen is ook niet in discussie dat sprake is van een jaarlijks terugkerend evenement. Daarom kan worden aangenomen dat eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden een evenementenvergunning heeft verleend voor de kerstmarkt in 2022. De beroepsgronden van eiser leiden niet tot een ander oordeel. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geluidshinder
6. Eiser voert aan dat verweerder bij het verlenen van de vergunningen onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluidsoverlast voor de omwonenden. Eiser wijst op het advies van de NSG bij e-mail van 27 maart 2023, waarin is aangegeven dat juist bij muziek een straffactor moet worden toegepast en dat vanwege het enkel glas sprake kan zijn van ernstige hinder en dat gedurende meerdere dagen. Verweerder had daarom de vergunning moeten weigeren of een lagere geluidsnorm aan de vergunning kunnen verbinden van 60Db(A). Dit advies heeft eiser pas op 27 maart 2023 ontvangen, terwijl hij er wel al eerder om had gevraagd. Hierdoor kon hij het niet tijdens de hoorzitting in bezwaar overleggen. Uit het advies van NSG volgt volgens eiser dat sprake is van zeer ernstige geluidshinder
.
6.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is geweest van ontoelaatbare geluidshinder voor omwonenden. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat niet op objectieve wijze valt vast te stellen wanneer een geluidsniveau van een evenement zodanig hoog is dat dit voor omwonenden als onduldbare geluidshinder moet worden aangemerkt, en dat het oordeel of geluidshinder onaanvaardbaar is, afhankelijk is van het antwoord op de vraag of de burgemeester aan de belangen die zijn gediend met de activiteit die dat geluid veroorzaakt, redelijkerwijs doorslaggevend gewicht heeft kunnen toekennen. [2] Verweerder wijst op het Evenementenbeleid van de gemeente Leiden [3] en stelt dat hier sprake is van een zogenaamd categorie 1 evenement. Volgens de APV wordt hiermee bedoeld “alle evenementen met alleen (on)versterkte muziek en alle
evenementen met een versterkt geluidsniveau tot maximaal 70 dB(A), op de gevels van
de dichtstbijzijnde woning of andere geluidgevoelige gebouwen’. Dit is het laagst toelaatbare geluidsniveau uit het Evenementenbeleid. Volgens het advies van de Omgevingsdienst is de verwachting dat ruim aan deze geluidsnorm kan worden voldaan en wordt er geen geluidhinder van de muziek voor omwonenden verwacht. Verweerder heeft dit advies overgenomen en in de belangenafweging betrokken. In het verweerschrift heeft verweerder erop gewezen dat uit metingen tijdens het evenement is gebleken dat de geluidsnorm niet is overschreven. Verder heeft de Omgevingsdienst op het advies van NSG gereageerd en verweerder heeft mede gezien deze reactie geen aanleiding gezien het standpunt over de mogelijke (onevenredige) geluidhinder te herzien. Verweerder heeft er ten slotte op gewezen dat de locatie grotendeels al is aangewezen als evenemententerrein, waar bovendien evenementen in een hogere categorie zijn toegestaan.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat uit artikel 2:25 van de APV Leiden volgt dat de bevoegdheid van verweerder tot verlening van een evenementenvergunning [4] een discretionaire bevoegdheid is, waarbij aan hem beoordelingsruime toekomt. Ter invulling daarvan is hij op grond van artikel 4:81, eerste lid, van de Awb [5] bevoegd beleidsregels vast te stellen. [6] De burgemeester kan en mag daarbij alleen rekening houden met rechtsbelangen die deze bepaling beoogt te beschermen. Andere belangen kunnen dan ook geen grond vormen voor weigering van de vergunningverlening.
6.3.
De rechtbank overweegt verder dat een advies van de Omgevingsdienst kan worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van zijn bevoegdheden. Verweerder mag volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling afgaan op het advies dat aan hem is uitgebracht, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als de belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat belanghebbende over het advies heeft aangevoerd. [7]
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder een evenementenvergunning mocht verlenen voor de kerstmarkt. De kerstmarkt is een categorie 1-evenement, waarbij een geluidsnorm geldt van maximaal 70 db(A). [8] Uit het advies van de Omgevingsdienst blijkt dat het geluidsniveau naar verwachting onder de norm zou blijven en het geluidsniveau tijdens de kerstmarkt zou worden gecontroleerd. Verweerder heeft vervolgens een belangenafweging gemaakt tussen de belangen die met het evenement zijn gediend en anderzijds de belangen van omwonenden. Dit leidde ertoe dat er een evenementenvergunning werd verleend waarbij alleen kerstmuziek was toegestaan op bepaalde tijden.
6.5.
De rechtbank ziet in wat eiser aanvoert geen aanknopingspunten voor twijfel aan het advies van de Omgevingsdienst. Eiser heeft weliswaar de NSG om advies gevraagd, maar dit advies is voldoende weerlegd door het weerwoord van de Omgevingsdienst in het verweerschrift. Wat eiser naar voren heeft gebracht, doet daarom geen afbreuk aan de door de Omgevingsdienst getrokken conclusies. Verweerder heeft dan ook mogen concluderen dat wat eiser aanvoert geen reden is het standpunt dat geen sprake is van onevenredige geluidhinder te herzien.
6.6.
Ook ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder in de evenementenvergunning een lagere geluidsnorm dan 70 db(A) had moeten opnemen, in afwijking van de APV en het bestemmingsplan. Daarbij overweegt de rechtbank dat de geluidsnorm van 70 db(A) uit de APV volgt, dat is een algemeen verbindend voorschrift. Nu die norm vastligt in een algemeen verbindend voorschrift mag verweerder ervan uitgaan dat een evenement toelaatbaar is, voor zover het blijft binnen die geluidsnorm. In dit verband is nog van belang dat verweerder op de Rapportage geluidmetingen Kerstmarkt 2022 heeft gewezen, op grond waarvan de Omgevingsdienst heeft geconcludeerd dat de geluidsnorm niet is overtreden.
6.7.
De enkele stelling van eiser ter zitting dat de [straatnaam] niet geschikt is voor zo’n evenement en dat verweerder dit in het besluit had moeten meewegen, volgt de rechtbank niet. Zoals verweerder in reactie hierop ter zitting terecht heeft gesteld staat het bestemmingsplan op de [straatnaam] ook ‘zwaardere’ evenementen toe van de categorie 2a en 2b, waarvoor een hogere geluidsnorm geldt. [9] Alleen al hierom was er voor verweerder geen aanleiding om eisers argument in het besluit mee te wegen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Uitspraak van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:164.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1566.
3.Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Leiden houdende regels omtrent evenementenvergunningen.
4.Op grond van artikel 2:25 van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Leiden 2020 (APV Leiden 2020).
5.Algemene wet bestuursrecht.
6.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2010.
7.Zie onder meer de uitspraak van 7 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2388.
8.Zie artikel 2:24, zesde lid van de APV Leiden 2020.
9.Zie artikel 2:24, zesde lid van de APV Leiden 2020.