ECLI:NL:RBDHA:2025:10951

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/09/675114 / JE RK 24-1992
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugd- en zorgrecht

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 27 mei 2025, wordt de ondertoezichtstelling van een minderjarige verlengd voor een periode van zes maanden. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van de ondertoezichtstelling van de minderjarige, geboren in 2012, die onder toezicht staat van de Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd, onder andere door een langdurige afwezigheid van school en het ontbreken van contact met de vader. De moeder en stiefvader van de minderjarige hebben hun bezorgdheid geuit over de situatie en de rol van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft de argumenten van de moeder en de vader gehoord, waarbij de vader zijn frustratie heeft geuit over het gebrek aan communicatie van de gecertificeerde instelling. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel er vooruitgang is geboekt in de schoolgang van de minderjarige, de ondertoezichtstelling noodzakelijk blijft om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 28 november 2025 en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. M.I. Klijn, en is op schrift gesteld op 10 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/675114 / JE RK 24-1992
Datum uitspraak: 27 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, gevestigd te Den Haag,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2012 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de stiefvader] ,
hierna te noemen: de stiefvader,
gezamenlijk wonend in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 25 februari 2025 heeft de kinderrechter in deze rechtbank de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengd tot 28 mei 2025. De behandeling van het verzoek is voor het overige aangehouden.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- de beschikking van 25 februari 2025;
- de schriftelijke update van de gecertificeerde instelling van 14 mei 2025.
1.3.
Op 27 mei 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
  • de moeder;
  • de stiefvader;
- [naam] namens de gecertificeerde instelling.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd over het aangehouden deel van het verzoek. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens dit gesprek heeft [de minderjarige] een brief aan de kinderrechter voorgelezen en deze aan haar overhandigd met het verzoek om de brief tijdens de zitting voor te lezen. Aan dit verzoek heeft de kinderrechter gehoor gegeven. De aanwezigen hebben kunnen reageren op de brief van [de minderjarige] .

2.De feiten

2.1
Voor een overzicht van de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 25 februari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling handhaaft het aangehouden deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Meer specifiek verzoekt zij om tot drie maanden verlenging over te gaan en de behandeling van het verzoek voor het overige (nogmaals) aan te houden. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De afgelopen tijd is ingezet op het vinden van een geschikte middelbare school voor [de minderjarige] . [de minderjarige] is op [school 1] en [school 2] afgewezen, omdat hem daar onvoldoende, noodzakelijk geachte, ondersteuning kan worden geboden. Vervolgens is [de minderjarige] aangemeld bij het [school 3] . Op 11 april 2025 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij de moeder, de stiefvader, de zus van de moeder, het samenwerkingsverband scholen en de gecertificeerde instelling aanwezig waren. [school 3] heeft, omdat ook zij zich afvroegen of zij de juiste ondersteuning aan [de minderjarige] zouden kunnen bieden, de hulp ingeroepen van het orthopedagogisch didactisch centrum (OPDC), een bovenschoolse voorziening van het samenwerkingsverband scholen, waar [school 3] aan verbonden is. Aldaar kan vanuit een perspectiefklas worden bekeken hoe het gaat met een leerling in de klas, wat bij hem of haar past en wat hij of zij nodig heeft. [de minderjarige] kan na de zomervakantie terecht in een perspectiefklas van het OPDC. Na maximaal zes maanden zal het OPDC een leidend advies geven betreffende de verdere schoolgang van [de minderjarige] . Omdat de prioriteit bij de schoolgang van [de minderjarige] ligt, is er de afgelopen maanden geen invulling gegeven aan het contactherstel van [de minderjarige] met de vader, ook een doel van de ondertoezichtstelling. Zodra er meer duidelijkheid is over het vervolgonderwijs van [de minderjarige] , kan er een plan worden gemaakt voor het contactherstel.
3.3.
Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het verzoek als volgt nog nader toegelicht. Er is op dit moment geen vaste jeugdbeschermer betrokken. De wachtlijsten voor hulpverlening bij contactherstel zijn lang, zo’n drie tot vijf maanden. Daardoor zal, als de ondertoezichtstelling, zoals verzocht, met drie maanden wordt verlengd, op dit punt nog geen verandering hebben plaatsgevonden. Voor deze termijn is er eerder gekozen omdat er nog veel onduidelijk was over [de minderjarige] schoolgang, maar dit lijkt nu in gang te zijn gezet. [de minderjarige] heeft zijn vader al lang niet gezien. Ondanks dat hij veel op zijn bord heeft en nog krijgt, moet er worden gekeken naar wat er mogelijk is op het gebied van contactherstel. Wat dit betreft, is hulpverlening in een gedwongen kader nodig omdat dit vanwege de grote weerstand bij [de minderjarige] tegen contact met de vader, in een vrijwillig kader vermoedelijk niet mogelijk zal zijn. De overige doelen van de ondertoezichtstelling zijn behaald.

4.De standpunten

4.1.
De moeder wil dat het aangehouden deel van het verzoek wordt afgewezen. Zij ziet geen meerwaarde in een verlenging van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling heeft niet geholpen met het vinden van een school voor [de minderjarige] en nam pas rondom het aflopen van de ondertoezichtstelling contact op. De moeder heeft veel moeite gedaan om een passende school voor [de minderjarige] te vinden. [de minderjarige] zal worden ingeschreven voor het Stanislascollege in [plaats] zodra het nieuwe schooljaar start. Het Stanislascollege is een reguliere middelbare school. Er staat een aantal afspraken met deze school gepland. Op 16 juli 2025 zal [de minderjarige] onder meer kennismaken met zijn mentor en zal hij verdere informatie krijgen. Omdat [de minderjarige] een lange tijd niet naar school is geweest, zal hij ter overbrugging eerst beginnen bij het OPDC in Den Haag, zodat kan worden gezorgd voor een vloeiende overgang. Hier komt hij in een kleinere klas terecht. Mogelijk gaat hij in het begin nog niet elke dag naar school om te voorkomen dat hij een burn-out krijgt. Op het OPDC zal zijn niveau bepaald worden. Bij het bepalen van zijn niveau zal worden gekeken naar wat de moeder heeft geconstateerd gedurende het thuisonderwijs en wat er op het OPDC geconstateerd wordt. Tot de zomervakantie zal de moeder [de minderjarige] thuisonderwijs blijven geven. De moeder wil [de minderjarige] niet dwingen het contact met de vader te herstellen. [de minderjarige] vertoont veel weerstand en heeft meermaals aangegeven zijn vader niet te willen zien en uitgelegd waarom dit zo is. Dit heeft hij in zijn brief aan de kinderrechter wederom aangegeven, als ook tegen de vorige jeugdbeschermers. De jeugdbeschermers hebben toen gezegd [de minderjarige] niet te kunnen dwingen tot contactherstel. [de minderjarige] wil zich concentreren op school. Het is wellicht beter om [de minderjarige] eerst zijn middelbare school af te laten maken en zelf contact met zijn vader te laten zoeken als hij ouder is en meer zeker van zichzelf. Als [de minderjarige] nu in behandeling en in contact met zijn vader moet, is dat te veel voor hem. De schoolhervatting zal een grote overgang voor hem zijn en veel van hem vragen. [de minderjarige] is een puber die met rust gelaten wil worden en die de stiefvader als zijn vader ziet. Dit betekent niet dat de vader volledig uit zijn leven zal zijn; het is zijn biologische vader.
4.2.
De stiefvader is het eens met de moeder en heeft aangevuld dat het duidelijk merkbaar is dat [de minderjarige] aan het puberen en aan het veranderen is.
4.3.
De vader is blij dat er een school is gevonden voor [de minderjarige] . De vader heeft het vertrouwen in de gecertificeerde instelling verloren. De vader heeft wekelijks met de gecertificeerde instelling gebeld om te horen wat op dat moment de stand van zaken was. Als de vader zelf niet belt, hoort hij niks. Hij heeft de gecertificeerde instelling het laatst gesproken vóór de vorige zitting. Daardoor wist de vader nog niet dat er een school gevonden is. Dat hoort hij vandaag. De vader heeft [de minderjarige] niet meer gesproken sinds 2020. Er is nog geen vooruitgang geboekt met betrekking tot het contactherstel tussen [de minderjarige] en de vader. De moeder werkt dit tegen. Ook de gecertificeerde instelling houdt zich niet aan wat de kinderrechters hier eerder over hebben geoordeeld. Om het contactherstel op te starten, heeft de vader wel hulp nodig omdat de afstand tussen [de minderjarige] en hem momenteel erg groot is. De vader heeft sinds het begin van de ondertoezichtstelling open gestaan voor hulpverlening en heeft hier volledig aan mee willen werken. De vader heeft niet het idee dat het de woorden van [de minderjarige] zijn in zijn brief aan de kinderrechter. De moeder gaf een aantal jaren geleden ook aan dat gewacht moest worden met contactherstel tot [de minderjarige] dertien of veertien jaar oud was en hij uit zichzelf contact zou zoeken met de vader. De vader weet niet meer hoe hij de situatie kan veranderen en wil alles doen wat in het belang is van [de minderjarige] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [de minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd. Hij is zeer lange tijd niet naar school geweest, waardoor hij, ondanks het thuisonderwijs van de moeder, mogelijk een ontwikkelingsachterstand heeft opgelopen. Zicht op wat hij thuis precies aan schoolwerk doet en hoe het staat met zijn niveau en ontwikkeling, ontbreekt op dit moment. Daarnaast heeft hij zijn vader al jaren niet gezien. [de minderjarige] zit in de puberteit en daarin speelt zijn identiteitsontwikkeling een grote rol. Voor die identiteitsontwikkeling is contact met beide ouders van belang.
5.3.
Hoewel de kinderrechter het van belang vindt dat [de minderjarige] weer contact heeft met zijn vader, is het ook, mede op basis van de brief van [de minderjarige] aan de kinderrechter, duidelijk geworden dat [de minderjarige] weerstand tegen contact in de loop der tijd gegroeid is. Het risico bestaat dat als er opnieuw vanuit de gecertificeerde instelling onderzocht wordt welke hulpverlening ingezet kan worden om tot contactherstel te komen, [de minderjarige] nog meer in verzet zal gaan. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting ook niet kunnen aangeven welke hulpverlening passend en nog mogelijk is en enkel benoemd dat er voor hulpverlening lange wachtlijsten zijn. Gelet op het bovenstaande, is de kinderrechter van oordeel dat het werken aan contactherstel op dit moment geen realistisch begaanbaar pad is. De kinderrechter ziet niet dat de gecertificeerde instelling op het gebied van contactherstel op dit moment meerwaarde kan bieden en zal de ondertoezichtstelling voor dit doel niet verlengen. De kinderrechter begrijpt dat dit verdrietig is voor de vader.
5.4.
Het is positief dat [de minderjarige] inmiddels ingeschreven is op [school 3] in [plaats] ; een reguliere middelbare school, conform de wens van [de minderjarige] en de moeder. Zoals hiervoor al is overwogen, heeft [de minderjarige] lang thuisonderwijs genoten, waardoor het nog niet geheel duidelijk is wat zijn ontwikkelingsniveau is. Hij zal daarom na de zomervakantie naar een perspectiefklas gaan van het OPDC. De kinderrechter heeft begrepen dat het Stanislascollege en het OPDC nauw en intensief samenwerken. Er is dus weer perspectief op hervatting van de schoolgang van [de minderjarige] . Er zijn echter ook nog een aantal onzekerheden. Het is nog onduidelijk wat er in de perspectiefklas gezien zal worden bij [de minderjarige] en wat deze bevindingen voor het vervolg betekenen. Gelet op de wijze waarop moeder zich in het verleden heeft verhouden tot (beslissingen over) de schoolgang van [de minderjarige] , heeft de kinderrechter er nog niet het volledige vertrouwen in dat de beslissingen die op schoolniveau zullen worden genomen, de volledige instemming van moeder (en [de minderjarige] ) zullen krijgen en dat de schoolgang van [de minderjarige] , passend bij zijn niveau, weer kan worden opgestart en kan worden gecontinueerd. De kinderrechter acht het nog noodzakelijk dat er vanuit de gecertificeerde instelling, door een vaste jeugdbeschermer, wordt meegekeken naar de schoolgang van [de minderjarige] na de zomervakantie.
5.5.
De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting niet kunnen uitleggen waarom verzocht werd om het aangehouden deel van het verzoek voor slechts drie maanden toe te wijzen. Ook is geen duidelijk standpunt ingenomen over de toewijzing van het aangehouden deel van het verzoek voor langere duur. De kinderrechter zal daarom het verzoek voor het gehele resterende deel toewijzen, te weten voor zes maanden. Deze tijd is nodig omdat [de minderjarige] pas na de zomervakantie zal instromen in de perspectiefklas en er over drie maanden nog niet bekend zal zijn hoe het in de klas met hem gaat en hoe het loopt. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 28 november 2025.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] tot 28 november 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025 door mr. J.E. Bierling, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M.I. Klijn als griffier, en op schrift gesteld op 10 juni 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.