Op 3 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming betreffende een minderjarige, geboren in 2017. De kinderrechter heeft de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld en een machtiging tot uithuisplaatsing verleend bij de vader. Dit besluit volgde op een eerdere beschikking van 27 mei 2025, waarin de minderjarige al onder toezicht was gesteld. De moeder van de minderjarige kampt met financiële problemen en er zijn zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige bij haar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder moeilijk bereikbaar was voor hulpverleningsinstanties, wat de situatie verergerde. Tijdens de zitting op 3 juni 2025 waren zowel de moeder als de vader aanwezig, evenals vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling. De kinderrechter oordeelde dat de voorlopige ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft de verzoeken van de Raad toegewezen, met als doel de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de kinderrechter heeft benadrukt dat er een veiligheidsplan moet worden opgesteld voor de omgang tussen de moeder en de minderjarige.