ECLI:NL:RBDHA:2025:10899

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
C/09/682382 / JE RK 25-513
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. de Kleine
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Trajectmachtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder

Op 15 april 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, betreffende een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De minderjarige, geboren in 2008 in Soedan, verblijft momenteel bij een instelling en is onder toezicht gesteld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige belemmeren. De GI heeft verzocht om een machtiging voor uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie, gevolgd door een plaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder. Tijdens de zitting op 15 april 2025 was de minderjarige aanwezig met zijn advocaat, maar de moeder was niet verschenen. De kinderrechter heeft de zorgen over het gedrag van de minderjarige en de noodzaak van jeugdhulp bevestigd. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor een periode van drie maanden, met de mogelijkheid tot verdere plaatsing in een jeugdhulpaanbieder tot 22 januari 2026. De beschikking is openbaar uitgesproken en kan door belanghebbenden worden aangevochten binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/682382 / JE RK 25-513
Datum uitspraak: 15 april 2025
Beschikking van de kinderrechter over een trajectmachtiging tot uithuisplaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp en aansluitend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland, gevestigd te Leiden,
hierna te noemen de GI,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2008 in [geboorteplaats] , Soedan,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. M.T. de Vaal te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 24 maart 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper van 1 april 2025.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 15 april 2025. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met zijn advocaat;
  • de heer [naam 1] , de jeugdreclasseerder van [de minderjarige] en vertegenwoordiger van de GI;
  • [naam 2] , de pedagogisch medewerker van [instelling 1] .
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] verblijft bij [instelling 1] .
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 januari 2025 [de minderjarige] onder toezicht gesteld tot 22 januari 2026.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 januari 2025 een machtiging verleend [de minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 22 april 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, maximaal voor de duur van drie maanden, en aansluitend een machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 januari 2026.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek, kort en zakelijk weergegeven, als volgt onderbouwd. Er zijn nog zorgen over de ontwikkeling van [de minderjarige] en het agressieve gedrag dat hij kan laten zien. [de minderjarige] is makkelijk beïnvloedbaar, overziet onvoldoende de consequenties van zijn gedrag en zoekt regelmatig de grenzen op. De afgelopen periode is zijn gedrag op [instelling 1] verslechterd waarbij hij steeds meer agressie laat zien. [de minderjarige] geeft zelf aan dat dit komt door het gebrek aan duidelijkheid en perspectief. De moeder heeft aangegeven dat [de minderjarige] niet naar huis kan zolang zijn gedrag onvoldoende is veranderd. Door het risicovolle gedrag van [de minderjarige] zijn de mogelijkheden voor een open groep beperkt, maar er is een plek gevonden bij [instelling 2] in Rotterdam en [de minderjarige] is daar recent op gesprek geweest. Bij [instelling 2] kan [de minderjarige] de kans krijgen om te laten zien dat hij het kan en als het daar goed gaat kan vanuit daar altijd weer verder worden gekeken voor een open groep of begeleid wonen in de buurt van [woonplaats] , wat een wens is van [de minderjarige] . Een trajectmachtiging is nodig zodat [de minderjarige] bij [instelling 1] kan blijven tot de overplaatsing naar [instelling 2] geregeld is.
4.2.
Door en namens [de minderjarige] is, kort en zakelijk weergegeven, naar voren gebracht dat [de minderjarige] niet op [instelling 1] wil blijven. Hij zit daar niet op zijn plek en wordt oneerlijk behandeld. [de minderjarige] wil weer bij zijn moeder wonen of naar een open groep in [woonplaats] , omdat hij daar zijn leven wil opbouwen. [de minderjarige] begrijpt ook dat er op dit moment geen geschikte plek is in [woonplaats] en dat hij bij [instelling 2] in Rotterdam ondanks zijn dossier wel de kans krijgt om naar een open groep te gaan en te laten zien dat hij dat kan. [de minderjarige] wil als het daar goed gaat alsnog zo snel mogelijk doorstromen naar een plek in [woonplaats] . De advocaat heeft benadrukt dat [de minderjarige] de dupe is van miscommunicatie en er veel langs elkaar heen is gewerkt waardoor hij al lang aan het wachten is op een vervolgplek. De advocaat verzoekt daarom om [de minderjarige] zo snel mogelijk over te plaatsen naar een open groep en vanuit daar toe te werken naar een plek in [woonplaats] .

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [1]
5.2.
Het gesloten kader van [instelling 1] heeft niet geleid tot een positieve gedragsverandering bij [de minderjarige] waardoor de zorgen over zijn gedrag en ontwikkeling nog onverminderd aanwezig zijn. Het lukt [de minderjarige] niet altijd om zijn emoties op een adequate manier te reguleren wat kan leiden tot zelfbepalend en agressief gedrag. [de minderjarige] voelt zich niet op zijn plek bij [instelling 1] en het gebrek aan duidelijkheid en perspectief werkt demotiverend voor hem waardoor zijn gedrag de afgelopen periode is verslechterd. De mogelijkheden voor een open groep zijn beperkt door het risicovolle gedrag van [de minderjarige] , maar recent is er een plek gevonden bij [instelling 2] in Rotterdam waar hem de kans wordt geboden om te laten zien dat hij het kan. De kinderrechter zal de gesloten machtiging verlenen voor de maximale duur van drie maanden en aansluitend een machtiging in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlenen zodat [de minderjarige] bij [instelling 1] kan blijven tot de overplaatsing naar [instelling 2] is geregeld. Bij [instelling 2] kan [de minderjarige] vervolgens laten zien dat hij de vrijheden van de open groep aan kan, zich aan de afspraken houdt en gemotiveerd is om aan zichzelf te werken. Als dat goed gaat kan er verder worden gekeken naar de wens van [de minderjarige] en de mogelijkheden om naar een open groep of begeleid wonen in Lisse door te stromen of om weer bij zijn moeder te kunnen wonen.
5.3.
De kinderrechter machtigt de GI om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, maximaal voor de duur van drie maanden, en aansluitend om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 22 april 2025 tot 22 juli 2025;
6.2.
verleent aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 22 januari 2026;
6.3.
bepaalt dat de machtiging gesloten jeugdhulp vervalt met ingang van de datum dat de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder ten uitvoer wordt gelegd;
6.4.
verklaart de beslissing onder 6.2 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. de Kleine, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025, in aanwezigheid van mr. V.A.H. Schoorl als griffier, en op schrift gesteld op 29 april 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.

Voetnoten

1.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).