ECLI:NL:RBDHA:2025:1089
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen niet tijdig beslissen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
Op 24 januari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak SGR 24/8103, waarin verzoekster, vertegenwoordigd door mr. R.G.A.M. van den Heuvel, een verzoek indiende om veroordeling van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mr. J.S. de Vreeze, in de proceskosten. Verzoekster had haar beroep ingetrokken nadat verweerder op 4 december 2024 alsnog een besluit had genomen op haar bezwaar. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop verweerder geen bezwaar maakte, mits conform het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling en heeft geoordeeld dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geheel tegemoet is gekomen aan verzoekster door het nemen van een besluit op bezwaar na de indiening van het beroep. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en de hoogte van de vergoeding vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de waarde van de proceshandelingen en de toepassing van een factor voor de lichtgewicht zaak.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat verweerder verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. D.R. van der Meer, in aanwezigheid van griffier mr. M. Klaus, en is openbaar uitgesproken op 24 januari 2025. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.