ECLI:NL:RBDHA:2025:10882

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
22 juni 2025
Zaaknummer
SGR 24/10149
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van gemachtigde door de Nationale ombudsman en de verlenging daarvan

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 juni 2025, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van de Nationale ombudsman (No) om hem als gemachtigde te laten optreden, behandeld. Eiser, woonachtig in Frankrijk, had eerder een verzoek ingediend om als gemachtigde op te treden, maar de No had dit geweigerd en de weigering met zes maanden verlengd. De rechtbank oordeelt dat de No deze weigering terecht heeft kunnen verlengen, omdat er ernstige bezwaren tegen eiser bestaan. Deze bezwaren zijn gebaseerd op het gedrag van eiser richting de No en zijn medewerkers, waarbij hij herhaaldelijk misbruik van recht zou hebben gemaakt. Eiser heeft in de afgelopen twee jaar geen verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo) ingediend, maar de rechtbank stelt vast dat de omstandigheden die hebben geleid tot de eerdere weigeringen nog steeds aanwezig zijn. De rechtbank concludeert dat de No de weigering van eiser als gemachtigde voor de duur van zes maanden heeft kunnen verlengen en verklaart het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt dat een bestuursorgaan slechts in uitzonderlijke gevallen een persoon als gemachtigde kan weigeren, maar dat in dit geval de ernstige bezwaren tegen eiser voldoende zijn om de weigering te rechtvaardigen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/10149

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juni 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] in Frankrijk, eiser

en

De Nationale ombudsman (de No), verweerder

(gemachtigde: mr. L.L. Scheppink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van de No om de weigering van eiser als gemachtigde te verlengen met zes maanden.
1.1.
De No heeft de eerste weigering en de eerste verlenging daarvan met het besluit van 19 juli 2024 opnieuw verlengd met zes maanden. Met het bestreden besluit van 20 december 2024 op het bezwaar van eiser is hij bij dat besluit gebleven.
1.2.
Met het besluit van 27 januari 2025 heeft de No eiser geweigerd als gemachtigde voor onbepaalde tijd, onder halfjaarlijkse evaluatie.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser heeft digitaal aan de zitting deelgenomen. De gemachtigde van de No was fysiek aanwezig.
1.4.
Tijdens de zitting heeft eiser zijn verzoek om verwijzing naar een andere rechtbank op grond van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie ingetrokken. De rechtbank ziet geen reden om dit ambtshalve alsnog te doen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Bij besluit van 19 juli 2024 heeft de No de eerdere weigering van eiser als gemachtigde voor een tweede keer verlengd met de duur van zes maanden. [1] Deze weigering heeft betrekking op alle handelingen die verband houden met verzoeken op grond van de Wet open overheid (Woo), zoals het indienen van een verzoek en het inzetten van rechtsmiddelen. Dit omdat er volgens de No nog steeds ernstige bezwaren bestaan tegen eiser in de hoedanigheid als gemachtigde.
2.1.
Bij besluit van 27 januari 2025 heeft de No eiser geweigerd als gemachtigde voor onbepaalde tijd, waarbij hij dit elk halfjaar evalueert. De No heeft dit besluit toegezonden aan de rechtbank onder verwijzing naar artikel 6:19 van de Awb.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser heeft al twee jaar geen Woo-verzoek meer ingediend bij de No. Hij wordt sinds eind 2022 belemmerd in de uitvoering van zijn vak, toen de No meerdere
Woo-verzoeken van hem buiten behandeling heeft gesteld wegens misbruik van recht. De No heeft de verlenging van de weigering wederom veel te mager gemotiveerd. Zo gaat de No ten onrechte niet verder in op welke uitlatingen nodeloos grievend zouden zijn. Daar komt bij dat eiser bij brief van 31 mei 2024 aan de No heeft gevraagd wat hij kan doen om te voorkomen dat de weigering wederom wordt verlengd. De No heeft die brief nooit beantwoord.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Het besluit van 27 januari 2025
4. De rechtbank overweegt eerst dat het besluit van 27 januari 2025 geen besluit is in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb. Het besluit is genomen toen de periode waarop de tweede verlenging van de eerste weigering zag al was verstreken. In zoverre verschilt deze situatie van de situatie toen de hoogste bestuursrechter de eerste verlenging van het aanvankelijke weigeringsbesluit wel betrok bij de beoordeling op grond van artikel 6:19 van de Awb. [2] Het besluit van 27 januari 2025 is niet te kwalificeren als intrekking, wijziging of vervanging van het besluit van 19 juli 2024, zodat het beroep niet mede wordt geacht te zijn gericht tegen dit besluit. Gelet hierop verwijst de rechtbank het besluit terug naar de No. [3] Het besluit van 19 juli 2024
5. Een bestuursorgaan kan besluiten om het optreden van een bepaald persoon als gemachtigde te weigeren. Van die bevoegdheid mag hij slechts gebruik maken in uitzonderlijke gevallen. Zo moeten er ernstige bezwaren bestaan tegen de gemachtigde. Die bezwaren kunnen van uiteenlopende aard zijn. Gedacht kan worden aan gevallen van evidente en ernstige ondeskundigheid, of aan gemachtigden die herhaaldelijk de normale gang van zaken, eventueel met bedreiging van geweld, verstoren. Ook gevallen van misbruik van recht kunnen ernstige bezwaren vormen op grond waarvan die persoon als gemachtigde mag worden geweigerd. Ernstige bezwaren zijn evenwel niet reeds aan de orde indien de betrokken persoon in een incidenteel en op zichzelf staand geval misbruik van recht heeft gemaakt. [4]
5.1.
Eerder heeft de hoogste bestuursrechter geoordeeld dat de No eiser in totaal voor een jaar heeft kunnen weigeren als gemachtigde omdat jegens hem ernstige bezwaren bestaan. Die ernstige bezwaren zijn gebaseerd op het gedrag dat eiser vertoont in de richting van de No en zijn medewerkers, welk gedrag mede ten grondslag is gelegd aan het oordeel dat eiser op structurele basis misbruik maakt van recht. [5]
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de No de weigering heeft kunnen verlengen omdat de omstandigheden die hebben geleid tot de eerdere weigeringen nog altijd aanwezig waren. Dit blijkt al uit het feit dat eiser na de voorgaande weigering op 15 februari 2024 opnieuw aangifte heeft gedaan tegen een medewerker van de No, en uit de brief van eiser aan de No van 25 maart 2024. Daarin dringt eiser in stevige taal aan op diens aftreden. Mede gelet op de voorgeschiedenis van eiser, heeft de No op basis daarvan kunnen oordelen dat er geen aanwijzingen zijn de ernstige bezwaren jegens eiser niet meer bestaan. De omstandigheid dat eiser al enige tijd geen Woo-verzoeken had ingediend, maakt dat niet anders. Dat geldt ook voor het feit dat hij de No voorafgaand aan de verlenging in een brief heeft gevraagd wat hij kan doen ter voorkoming van een volgende verlenging. De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat het eiser duidelijk is op welk gedrag de No de ernstige bezwaren baseert. Naar het oordeel van de rechtbank is dit zodanig evident dat de No dit niet behoefde te specificeren in een toelichting.
5.3.
De rechtbank ziet haar oordeel bovendien bevestigd in de manier waarop eiser zich tot op de dag van vandaag uitlaat over de No en zijn werknemers, zowel in brieven gericht aan de No zelf als aan andere personen en instanties, en op het sociale medium X.. De rechtbank verwijst hiervoor naar het bezwaarschrift van eiser van 5 maart 2025, de brieven van 7 februari 2025 namens het bestuur van Stichting [naam stichting] , waarbij eiser aantoonbaar nauw betrokken is aan de besturen van de verschillende rechtbanken en de brief van 20 januari 2025 aan de Tweede Kamer. Al deze stukken kenmerken zich door eenzelfde manier van bewoording, en bevatten steevast laatdunkende, beledigende dan wel dreigende uitingen ten aanzien van de No en zijn medewerkers. Daarbij valt op dat eiser eerder lijkt te verharden in zijn toon en gedrag, dan dit te verbeteren.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de No de weigering van eiser als gemachtigde kunnen verlengen voor de duur van zes maanden.
6.1.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van mr. B.D.A. Mantingh, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2:2 Awb.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), van 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4595.
3.Op grond van artikel 6:19, vijfde lid, van de Awb
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling, van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1585.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling, van 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4595.