ECLI:NL:RBDHA:2025:10871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL25.15360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Koerdische eiser uit Turkije wegens onvoldoende bewijs van vervolging en discriminatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Koerdische eiser uit Turkije behandeld. De eiser heeft op 14 juli 2023 een asielaanvraag ingediend, die door de Minister van Asiel en Migratie op 26 maart 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de vrees van de eiser voor discriminatie en vervolging niet voldoende is onderbouwd. De eiser stelt dat hij vanwege zijn Koerdische afkomst gediscrimineerd wordt en vreest voor de dienstplicht in Turkije. De rechtbank concludeert echter dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije met ernstige discriminatie of vervolging te maken zal krijgen. De rechtbank wijst erop dat de eiser toegang heeft tot onderwijs en medische zorg en dat zijn vrees voor de dienstplicht niet voldoende is om hem de status van vluchteling te verlenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15360

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),
en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. B.W. Zagers).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser is het niet eens met de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Niet is gebleken dat er sprake is van dusdanige discriminatie dat er sprake is van een daad van vervolging. De vrees voor de militaire dienstplicht heeft geen betrekking op een reële actuele situatie. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 14 juli 2023 een asielaanvraag ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 26 maart 2025 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep samen met het beroep van zijn moeder met nummer NL25.15362 op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn moeder, de gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt dat hij gevlucht is uit Turkije omdat hij Koerdisch is en daarom werd gediscrimineerd. Hij werd achtergesteld op school, anderen kregen een betere behandeling. Ook is eiser tegen geweld en wenst hij daarom de dienstplicht niet te vervullen. Daarbij heeft de nicht van zijn moeder problemen, maar eiser weet niet precies wat die problemen inhouden. Wel hebben om die reden politie invallen bij hen thuis plaatsgevonden.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst,
- problemen vanwege discriminatie en
- problemen vanwege niet vervullen dienstplicht.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat deze asielmotieven geloofwaardig zijn, maar dat hieruit geen vrees voor vervolging of een risico op ernstige schade voor eiser volgt. Verder heeft eiser zich pas na twee weken na binnenkomst in Nederland gemeld. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser stelt dat aan de discriminatie onvoldoende waarde is gehecht. De toegang die eiser heeft tot voorzieningen is er wel, maar gaat altijd gepaard met pesterijen. Koerden worden altijd als laatst geholpen, worden onderbetaald en gezien als uitschot. De manier waarop Koerden worden behandeld is zodanig dat het een kwestie van tijd is voordat iemand hieraan kapot gaat. Daarnaast zal eiser de dienstplicht niet gaan vervullen nu hij onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft tegen het vervullen van de dienstplicht. Hij was in Turkije, gelet op zijn leeftijd nog niet opgeroepen. Dit zal bij terugkeer wel gebeuren. Zijn dienstplichtweigering zal worden vastgelegd wat betekent dat eiser opgepakt kan worden. Als hij dan niet alsnog in dienst gaat zal hij met strafrechtelijk onderzoek te maken krijgen. Bij een dergelijk onderzoek zal direct duidelijk worden dat hij tot een familie behoort waarvan in de systemen vermeld staat dat zij onderdak geven aan terroristen of familieleden hebben die betrokken zijn bij de HDP/DEM/PKK. [1] Ook heeft eiser geen geld om een eventuele boete te betalen en kan hij, zo volgt uit het ambtsbericht, in Zuidoost Turkije gelegerd worden als Koerd. Tot slot is er bij terugkeer een risico op schending van artikel 3 van het EVRM [2] omdat de politie zijn moeder zoekt in verband met haar politieke betrokkenheid. Er hebben politie invallen plaatsgevonden, de politie is dus naar haar op zoek. Dat eiser onevenredig of discriminatoir gestraft zal worden bij het weigeren van de dienstplicht vloeit voort uit het feit dat familieleden betrokken zijn bij de HDP/PKK en inmiddels een arrestatiebevel voor zijn moeder is uitgevaardigd.
Wat vindt de minister?
6. De minister stelt dat volgens de Vreemdelingecirculaire discriminatie door de autoriteiten en door medeburgers een daad van vervolging is als de vreemdeling vanwege de discriminatie zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kan functioneren. Eiser heeft volgens de minister niet te maken gehad met discriminatie die hem zodanig in zijn bestaansmogelijkheden hebben beperkt dat hij onmogelijk op maatschappelijk en sociaal gebied kon functioneren.
6.1.
Gelet op de dienstplicht stelt de minister dat eiser volgens zijn verklaringen nog niet is opgeroepen waardoor hij nog niet gezien kan worden als dienstplichtontduiker. Wanneer eiser dit wel zou zijn blijkt uit het AAB [3] van februari 2025 dat hiervoor straffen gelden. Deze straffen gelden voor iedereen in Turkije die de dienstplicht ontduikt. Dit kan daarom niet gezien worden als een onevenredige of discriminatoire bestraffing. De verwijzing naar diverse stukken waaruit situaties blijken die zich kunnen voordoen als Koerdische man in dienst zijn niet persoonlijk gemaakt. De beschreven incidenten waar eiser naar verwijst hebben betrekking op een algemene situatie en zeggen niets over de individuele vrees. Voor zover eiser verwijst naar het AAB van 2021 wordt dit niet gevolgd omdat dit een verouderd bericht betreft. Daarbij is niet gebleken dat eiser onoverkomelijke gewetensbezwaren heeft om in dienst te gaan. Hij heeft verklaard dat hij tegen oorlog is en geen wapen wil dragen, maar verder geen principiële redenen heeft om niet te dienen. Tot slot is het mogelijk om de dienstplicht af te kopen.

Beoordeling door de rechtbank

Discriminatie
7. De rechtbank stelt voorop dat discriminatie enkel als daad van vervolging wordt gezien wanneer iemand zo ernstig wordt beperkt in zijn bestaansmogelijkheden dat hij onmogelijk op sociaal en maatschappelijk gebied kan functioneren. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser zijn gestelde vrees voor vervolging en voor een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Turkije niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat, hoewel eiser als Koerd is gediscrimineerd, niet is gebleken dat de door eiser ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de leefomstandigheden opleverde of het onmogelijk maakte voor eiser om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij toegang had tot onderwijs, een woonvoorziening en tot medische zorg. Ook heeft eiser verklaard dat hij voor niemand heeft te vrezen. [4] De minister heeft voldoende gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer met discriminatie op genoemd niveau te maken zal krijgen.
Dienstplichtweigering
7.1.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser (nog) niet is opgeroepen om in militaire dienst te treden. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat de omstandigheid dat eiser de militaire dienstplicht, als hij daar in de toekomst voor zou worden opgeroepen, niet wil vervullen en bang is voor bestraffing hiervoor, onvoldoende is om te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De minister stelt zich op het standpunt dat het in Turkije mogelijk is om op formele wijze de militaire dienstplicht af te kopen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor hem niet mogelijk zal zijn om zijn dienstplicht, wanneer hij in de toekomst wordt opgeroepen, af te kopen. Daarnaast stelt de minister zich terecht op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een gegronde vrees heeft voor onevenredige of discriminatoire bestraffing. Daarbij wijst de minister erop dat eiser naar een oud Ambtsbericht verwijst en uit het meest recente Ambtsbericht volgt dat er geen informatie beschikbaar was over anti-Koerdisch geweld tegen Koerdische dienstplichtigen, de eventuele inzet van Koerdische dienstplichtigen tegen de PKK in Zuidoost-Turkije en dienstweigeraars die buitenproportioneel werden bestraft vanwege hun etniciteit, religie, politieke gezindte of seksuele oriëntatie en genderidentiteit (SOGI). [5] Met het arrestatiebevel gericht aan zijn moeder heeft eiser dan ook niet aannemelijk gemaakt dat hij problemen zal ondervinden wanneer hij in militaire dienst zal gaan. Eiser heeft verder ook geen concrete informatie of verklaringen overgelegd waaruit iets anders blijkt. De minister heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat uit eisers verklaringen niet is gebleken van ernstige, onoverkomelijke gewetensbezwaren vanwege eisers godsdienst of andere diepgewortelde overtuiging waardoor eiser niet in militaire dienst wil. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij geen zin heeft om te dienen [6] en er niet van houdt om wapens te dragen [7] .

Conclusie en gevolgen

8. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van
N. Walstra, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtsrpaak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Democratische Partij van de Volkeren (HDP), Peoples' Democracy Party (DEM) en Koerdische Arbeiderspartij (PKK).
2.Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden.
3.Algemeen Ambtsbericht.
4.Pag. 6 rapport nader gehoor.
5.Pag. 93 van het AAB van februari 2025.
6.Pag. 5 rapport nader gehoor.
7.Pag. 8 rapport nader gehoor.