ECLI:NL:RBDHA:2025:10846
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verweerder weigert asielaanvraag op basis van Dublinverordening en gezinsbanden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Turkse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft op 9 februari 2025 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar verweerder heeft deze aanvraag afgewezen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000, omdat Oostenrijk eerder vingerafdrukken van eiser heeft geregistreerd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 juni 2025 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is de zaak behandeld. Eiser heeft aangevoerd dat hij geen asielaanvraag in Oostenrijk heeft ingediend en dat hij een gezinsband heeft met zijn partner en haar zoon, wat volgens hem een reden zou moeten zijn om zijn aanvraag in Nederland te behandelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gezinsbanden niet voldoende zijn om af te wijken van de Dublinverordening. Eiser heeft niet aangetoond dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een overdracht aan Oostenrijk onredelijk zouden maken.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de minister terecht heeft besloten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen en heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiser kan binnen een week na verzending van de uitspraak beroep instellen bij de Raad van State.