Uitspraak
Rechtbank den haag
1.[eiser 1] ,
1.De procedure
2.De feiten
“dat de twee-eenheid uit elkaar wordt gehaald.”en dat [eiser 2] bij detentie van [eiser 1]
“niet kan steunen en vertrouwen op zijn niet-vervangbare zorg.”.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], de opschorting van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van [eiser 1] om mantelzorg te kunnen verlenen aan [eiser 2], die terminaal ziek is. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de Staat, die verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, al meerdere keren uitstel had verleend aan [eiser 1] om vervangende zorg te regelen. Eisers hebben onvoldoende onderbouwd dat de zorg voor [eiser 2] niet door een derde kan worden verleend. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van schending van grondrechten en dat de belangenafweging niet leidde tot een ander oordeel. De rechtbank benadrukte de executieplicht van de Staat en dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf niet onrechtmatig was, ook niet in het licht van de omstandigheden van [eiser 2]. De vordering werd afgewezen, en eisers werden veroordeeld in de proceskosten.