In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 3 juni 2025, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De zaak betreft een asielaanvraag van de verzoeker, die door de Minister van Asiel en Migratie op 6 maart 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. P.C. Menick, heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 mei 2025, waar ook een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren, is het verzoek behandeld. De voorzieningenrechter, mr. B. Fijnheer, heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep in een andere zaak (NLNL25.11218). De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de minister de proceskosten van de verzoeker, ter hoogte van € 907,-, dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt op 3 juni 2025 en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.