ECLI:NL:RBDHA:2025:10819

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL25.17790
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaarschrift inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

Op 19 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak tussen twee Iraakse eisers en de minister van Asiel en Migratie. De eisers hadden een beroep ingesteld omdat de minister niet tijdig had beslist op hun bezwaarschrift van 6 juni 2024. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het niet tijdig nemen van een besluit door de minister vernietigd. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twaalf weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de minister veroordeeld in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 1.360,50. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is gepseudonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.17790
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer] ,
en

[naam]

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer] ,
beiden van Iraakse nationaliteit,
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister volgens hen niet op tijd heeft beslist op het bezwaarschrift van 6 juni 2024.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep van eisers op 19 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
1.2.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen 12 weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaar bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee zij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • stelt de hoogte van de door de minister aan eisers verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van

Overwegingen

2. Eisers hebben op 5 augustus 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinsleden bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
3. Bij besluit van 13 mei 2024 heeft de minister de aanvraag van eisers afgewezen.
4. Eisers hebben bij brief van 6 juni 2024 bezwaar aangetekend tegen dit besluit.
5. Bij brief van 27 maart 2025 hebben eisers de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaar. Eisers hebben vervolgens op 15 april 2025 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
6. Eisers hebben gevraagd om vrijstelling van het griffierecht. De rechtbank ziet aanleiding om dit verzoek toe te wijzen. Eisers hoeven dus geen griffierecht te betalen.
7. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
8. In artikel 6:12, tweede lid van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
9. Het bezwaarschrift is ingediend bij brief van 6 juni 2024. De minister moet uiterlijk beslissen binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. Eisers hebben de minister op 27 maart 2025, dus na het verstrijken van de beslistermijn in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar.
10. Het beroep is daarom gegrond.
11. Omdat de minister nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de minister dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet de minister dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. De minister heeft in haar verweerschrift van 10 juni 2025 aangegeven dat zij eisers heeft uitgenodigd voor een hoorzitting op 4 augustus 2025 en dat zij ernaar streeft om binnen vier weken na de hoorzitting een besluit te nemen op het bezwaarschrift van eisers. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. Daarom zal de rechtbank bepalen dat de minister binnen twaalf weken na dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op het bezwaar van eisers.
12. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de minister. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
13. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de minister op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen, de minister twaalf weken krijgt om een besluit te nemen op bezwaar en aan de minister een dwangsom wordt opgelegd. De rechtbank stelt ook de door de minister verschuldigde bestuurlijke dwangsom vast.
15. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.360,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5 voor het beroepschrift en wegingsfactor 1 voor het verschijnen op de zitting).
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 juni 2025 door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Vegter, griffier, en gepseudonimiseerd gepubliceerd op rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop dit proces-verbaal is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.