Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.Het incident tot tussenkomst, subsidiair voeging
3.De feiten
Gunning van de opdracht zou plaatsvinden aan de economisch meest voordelige inschrijver op basis van de beste prijs-kwaliteitsverhouding.
Naar aanleiding van de uitspraak van de rechter heeft de gemeente besloten de gunningsbeslissing van 28 november 2024 via dit schrijven in te trekken. Op basis van het vonnis van de rechter ziet de gemeente zich genoodzaakt uw inschrijving als ongeldig te beschouwen en terzijde te leggen. Tevens deelt de gemeente u via dit schrijven mede dat zij voornemens is de opdracht aan Aannemingsbedrijf [partij 2] B.V. te gunnen.
4.Het geschil
€ 10.000, 00 per dag dat de overtreding voortduurt;
In het vonnis is een onjuiste stelling van [partij 2] gevolgd: er is namelijk geen verschil tussen een wijziging en een aanvulling van een vergunning, waarbij ‘aanvulling’ van de watervergunning in verband met overschrijding van de termijn daarvan (door [partij 2] ) wel toelaatbaar zou zijn en 'wijziging' daarvan in verband met de gebruiksmogelijkheden buiten werktijd en in het weekend (door [partij 1] ) niet. In beide gevallen worden inschrijvers geconfronteerd met de eisen van een vergunning en maken zij gebruik van de door de gemeente expliciet geboden mogelijkheid om de vergunningseisen te verruimen.
5.De beoordeling in de hoofdzaak
verzetzo moet worden begrepen dat dit ziet op opvolgende juridische procedures geïnitieerd door derden (één of meer overige Inschrijvers) waarin wordt opgekomen tegen een vonnis in een kort geding waarin zij niet hebben geïntervenieerd. Daarbij maakt het niet uit of dat nu is via aanwending van het rechtsmiddel van derdenverzet, dan wel door een nieuw kort geding tegen de aanbestedende dienst te starten waarin in wezen wordt opgekomen tegen de consequenties van dat kortgedingvonnis, waarin de aanbestedende dienst is gedwongen de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en in feite te gunnen aan de eiser in dat kort geding. Elke deelnemer aan deze aanbestedingsprocedure had paragraaf 4.8 in redelijkheid zo behoren te begrijpen.
Zowel uit de dagvaarding als uit de conclusie van antwoord heeft [partij 1] kunnen opmaken dat inzet van dat kort geding was de (voorlopige) gunning aan [partij 1] en de door [partij 2] ingeroepen ongeldigheid van de inschrijving van [partij 1] omdat niet aan de in de Watervergunning gestelde voorwaarden zou zijn voldaan. [partij 1] had er ernstig rekening mee moeten houden dat (ook) ter zitting op het al dan niet voldoen aan die voorwaarden zou worden ingegaan en van invloed zou kunnen zijn op het oordeel over de voorlopige gunning. Uit de correspondentie van 4 februari 2025 van [partij 1] aan de Gemeente, zie hiervoor onder 3.7, blijkt dat [partij 1] zich hiervan ook bewust was. Door ervoor te kiezen niet te interveniëren in dat kort geding heeft [partij 1] kennelijk bewust nagelaten haar standpunt in dat kort geding naar eigen inzicht en op basis van haar (beter) bekende feiten en omstandigheden, naar voren te brengen. Het risico dat uit deze keuze voortvloeit komt geheel voor rekening van [partij 1] .
Aan de zijde van de Gemeente worden deze conform het toepasselijke liquidatietarief begroot op: