ECLI:NL:RBDHA:2025:10795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
NL25.14431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dublin terugnameverzoek Spanje en individuele garanties in asielprocedure

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen op grond van de Dublinverordening. Eiser, geboren in 1988 en van Marokkaanse nationaliteit, had eerder in Spanje om internationale bescherming verzocht. Na zijn overdracht aan Spanje op 8 november 2022, diende hij op 27 januari 2025 opnieuw een asielaanvraag in Nederland in. De minister besloot opnieuw om de aanvraag niet in behandeling te nemen, met als reden dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser was het niet eens met dit besluit en verzocht de rechtbank om de overdracht aan Spanje toe te staan, mits er individuele garanties zouden worden bedongen voor opvang na de overdracht.

De rechtbank heeft op 6 juni 2025 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank overwoog dat het niet in geschil was dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd dat eiser in Spanje een nieuwe asielaanvraag kan indienen en dat deze in behandeling wordt genomen volgens de Europese richtlijnen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bijzonder kwetsbaar is, waardoor de minister niet verplicht was om individuele garanties te bedingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14431

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.H. Hillen),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 maart 2025 (het bestreden besluit) waarbij eisers asielaanvraag niet in behandeling is genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Dit besluit is tevens een overdrachtsbesluit.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1988 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben. Op 15 mei 2022 heeft eiser voor het eerst in Nederland asiel aangevraagd. Deze aanvraag is op grond van de Dublinverordening [1] niet in behandeling genomen. Uit onderzoek in Eurodac was gebleken dat hij op 19 januari 2022 al in Spanje om internationale bescherming had verzocht. Eiser is uiteindelijk op 8 november 2022 aan Spanje overgedragen. Op 27 januari 2025 heeft eiser een nieuwe asielaanvraag in Nederland ingediend. Na aanvaarding van het terugnameverzoek door Spanje op 25 februari 2025 [2] heeft verweerder bij het bestreden besluit opnieuw besloten om eisers asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Dit besluit geldt tevens als een overdrachtsbesluit aan Spanje.
2. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat hij na zijn eerdere overdracht aan Spanje op 8 november 2022 geen opvang kreeg. Eiser verzoekt de rechtbank om de tweede overdracht aan Spanje toe te staan, onder de voorwaarde dat verweerder voorafgaand aan de feitelijke overdracht individuele garanties bedingt waarbij de Spaanse autoriteiten toezeggen dat eiser na de overdracht opvang krijgt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
3. Het is niet in geschil dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielverzoek. Verweerder stelt zich terecht op het standpunt dat voor Spanje kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt is door de Afdeling [3] bevestigd. [4] Bovendien garanderen de Spaanse autoriteiten met het claimakkoord dat eiser in Spanje in de gelegenheid wordt gesteld een nieuwe asielaanvraag in te dienen en dat deze aanvraag vervolgens in behandeling wordt genomen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Wanneer eiser na de overdracht toch problemen ervaart ten aanzien van de opvang of anderszins ligt het op zijn weg om daarover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten of de daartoe geëigende instanties aldaar. Niet is gebleken dat dit voor eiser niet mogelijk of bij voorbaat kansloos is.
4. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat eisers eerdere ervaring in Spanje niet de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid haalt, zoals bedoeld in het arrest Jawo. [5] Daarnaast volgt uit het arrest Tarakhel [6] dat een lidstaat pas verplicht is om aanvullende garanties te vragen bij een overdracht, indien aan twee cumulatieve voorwaarden wordt voldaan. Allereerst moet er sprake te zijn van een bijzondere kwetsbaarheid en daarnaast moet aannemelijk zijn dat zonder deze garanties geen sprake zal zijn van toereikende zorg- en opvangvoorzieningen in het betreffende land. In het geval van eiser is niet gesteld noch gebleken dat hij bijzonder kwetsbaar is. Er is dus niet voldaan aan de eerste voorwaarde. Hiermee vervalt voor verweerder de verplichting om een dergelijk beding op te nemen. Verweerder heeft daarom geen aanleiding hoeven zien tot het bedingen van individuele garanties in het kader van eisers opvangvoorzieningen bij een overdracht aan Spanje.
5. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 19 juni 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Chakur, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) 604/2013.
2.Op grond van artikel 18, eerste lid, onder d, van de Dublinverordening.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.In de uitspraak met het kenmerk ECLI:NL:RVS:2024:2548.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
6.Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, met het kenmerk ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.