ECLI:NL:RBDHA:2025:10721
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met betrekking tot verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. E. Stap, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. M. Berkelmans, had echter op 22 mei 2025 besloten om de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de asielaanvraag.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 3 juni 2025 behandeld, waarbij de verzoeker aanwezig was met een waarnemer en een tolk. Tijdens de zitting is duidelijk geworden dat er een andere zaak, met zaaknummer NL25.23366, aan de rechtbank was voorgelegd, waarin op dat moment al een uitspraak was gedaan.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat, aangezien er al een uitspraak was gedaan in de andere zaak, er geen noodzaak meer was voor een voorlopige voorziening. Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.