ECLI:NL:RBDHA:2025:10668

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
25_1238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van studiefinanciering na termijnoverschrijding en adreswijziging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 18 juni 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van haar studiefinanciering beoordeeld. Eiseres, afkomstig uit Griekenland, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat haar studiefinanciering over de periode van februari 2013 tot en met oktober 2013 had ingetrokken. Dit besluit was genomen omdat eiseres niet voldeed aan de vereiste werkuren. Eiseres had haar bezwaar te laat ingediend, wat door de rechtbank als niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het de verantwoordelijkheid van eiseres was om haar adreswijziging door te geven, en dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. Eiseres had pas op 5 februari 2024 bezwaar gemaakt, ruim na de wettelijke termijn van zes weken. De rechtbank concludeerde dat het besluit van 16 mei 2014 in rechte vaststond en dat de terugvordering van de studiefinanciering terecht was. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/1238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] (Griekenland), eiseres

en

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder

(gemachtigde: mr. G.J.M. Naber).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de herziening en terugvordering van studiefinanciering.
1.1
Bij besluit van 16 mei 2014 heeft verweerder de studiefinanciering van eiseres over februari 2013 tot en met oktober 2013 ingetrokken en teruggevorderd. Bij het bestreden besluit van 6 maart 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 21 mei 2025 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en [naam] en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Bij besluit van 16 mei 2014 heeft verweerder de studiefinanciering van eiseres over februari 2013 tot en met oktober 2013 ingetrokken, omdat zij minder uren werkte
dan het vereiste aantal uren per maand. In verband hiermee heeft verweerder betalingsverzoeken aan eiseres gestuurd. Op 5 februari 2024 heeft eiseres, naar aanleiding van een betalingsverzoek, een bezwaarschrift ingediend, dat door verweerder is ontvangen op 19 februari 2024. In het bestreden besluit van 6 maart 2024 heeft verweerder gesteld dat hij het bezwaar gericht acht tegen het besluit van 16 mei 2014. Hij heeft het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat is ingediend. Verweerder heeft verder gesteld dat het ook te laat is om een herzieningsverzoek te doen, want dat moet volgens het beleid van verweerder binnen vijf jaar gebeuren.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt dat zij niet eerder bezwaar kon maken omdat zij pas onlangs door DUO werd geïnformeerd over deze openstaande zaak. DUO heeft steeds brieven gestuurd naar haar laatste voormalige adres in Delft, maar die heeft zij nooit ontvangen. Zij voldeed wel aan de voorwaarden. Zij wijst erop dat een collega van haar met eenzelfde soort besluit is geconfronteerd. Hij woonde nog wel in Nederland en is op tijd opgekomen tegen het besluit, dat daarna is herzien. Zij wijst er ook op dat zij niet de bedoeling had om misbruik te maken van de studiefinanciering.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Bezwaar
4. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 16 mei 2014 in rechte is komen vast te staan. Verweerder heeft het besluit op de juiste wijze aan eiseres bekendgemaakt door het naar het laatst bekende adres van eiseres te sturen. [1] Het was de verantwoordelijkheid en plicht van eiseres om verweerder te informeren over haar verhuizing naar het buitenland en een adres door te geven waar zij bereikbaar was. Eiseres heeft nagelaten om deze wijziging door te geven, wat voor haar rekening en risico komt. Dat eiseres meende dat zij al haar zaken in Nederland netjes had afgerond en dat het daarom niet nodig was om een adreswijziging door te geven, doet daar niet aan af. Dat geldt ook voor de stelling dat zij meende dat het voldoende was dat de Technische Universiteit Delft op de hoogte was van haar nieuwe adres. De termijnoverschrijding is daarom niet verschoonbaar en het is dan ook aan eiseres toe te rekenen dat zij pas op 5 februari 2024 – en dus ruim na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken – daartegen is opgekomen. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Herzieningsverzoek
5. De rechtbank overweegt dat de brief van eiseres van 5 februari 2024 mede moet worden opgevat als een verzoek om terug te komen van het rechtens onaantastbare besluit van 16 mei 2014. Verweerder heeft in het bestreden besluit alleen aangegeven dat over het terugkomen van een rechtens onaantastbaar besluit ten voordele van de belanghebbende beleid wordt gehanteerd waarin onder meer is bepaald dat een herzieningsverzoek binnen vijf jaar na het relevante besluit moet worden ingediend. Ook deze termijn is overschreden. De rechtbank overweegt dat ook bij overschrijding van deze termijn in beginsel moet worden bezien of aanleiding bestaat om van het beleid af te wijken in verband met mogelijk onevenredige gevolgen. Ter zitting heeft verweerder aangegeven in het verzoek van eiseres geen aanleiding te zien om van het beleid af te wijken, maar dit niet uitgebreid gemotiveerd. Nu het onderdeel van het bestreden besluit dat kan worden aangemerkt als een reactie op het verzoek om herziening, een primair besluit betreft waartegen bezwaar openstaat, ziet de rechtbank aanleiding het beroep – dat ook op dat onderdeel gericht moet worden geacht – niet-ontvankelijk te verklaren en door te sturen aan verweerder ter behandeling in bezwaar.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep voor zover gericht tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar is ongegrond. Het beroep voor zover gericht tegen het afwijzen van het verzoek om herziening is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat het in rechte vaststaande besluit als gevolg waarvan eiseres de studiefinanciering over februari 2013 tot en met oktober 2013 moet terugbetalen vooralsnog in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar ongegrond;
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het afwijzen van het verzoek om herziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 3 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2061.