ECLI:NL:RBDHA:2025:10662

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
NL25.26584
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot overdracht aan Spanje

Op 2 mei 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling. De rechtbank heeft op 28 mei 2025 het beroep van verzoeker hiertegen ongegrond verklaard. Verzoeker heeft op 30 mei 2025 verzet aangetekend tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de behandeling van zijn verzet in Nederland kan afwachten. De voorzieningenrechter heeft op 18 juni 2025 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:83 van de Awb. Verzoeker, die Nigeriaanse nationaliteit heeft, stelt dat hij aanwezig wil zijn bij de behandeling van zijn verzetschrift op 16 juli 2025. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoeker niet gedwongen wordt overgedragen aan Spanje. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en geen proceskostenveroordeling opgelegd. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26584

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Alkir),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Franca).

Procesverloop

Bij besluit van 2 mei 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Bij uitspraak van 28 mei 2025 heeft de rechtbank het beroep van verzoeker hiertegen met toepassing van artikel 8:54 van de Awb [1] ongegrond verklaard.
Verzoeker heeft bij brief van 30 mei 2025 tegen deze uitspraak verzet gedaan. Hij heeft de voorzieningenrechter bij digitaal bericht van 11 juni 2025 in de verzetprocedure verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat hij de behandeling van het verzet in Nederland mag afwachten.
Verweerder heeft op 17 juni 2025 een reactie gegeven op het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid van de Awb uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Ook tijdens een verzetsprocedure als bedoeld in artikel 8:55 van de Awb kan een voorlopige voorziening worden gevraagd. [2]
2. Verzoeker stelt te zijn geboren op [datum] 2000 en de Nigeriaanse nationaliteit te
hebben. Op 19 juni 2025 om 13:50 uur wordt hij door verweerder gefaciliteerd in een overdracht aan de Spaanse autoriteiten in het kader van de Dublinverordening. [3] Verzoeker heeft verzocht een voorlopige voorziening te treffen om zijn overdracht te voorkomen, omdat hij aanwezig wil zijn bij de behandeling van zijn verzetschrift ter zitting op 16 juli 2025. In het kader van hoor en wederhoor is het belangrijk dat hij wordt gehoord en hij heeft op grond van artikel 6 van het EVRM [4] het recht om daarbij aanwezig te zijn.
3. Verweerder stelt zich primair op het standpunt dat er geen sprake is van een spoedeisend belang, omdat verzoeker niet gedwongen wordt overgedragen. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat het verzet geen redelijke kans van slagen heeft. In het verzetschrift zijn geen stellingen naar voren gebracht die niet reeds in beroep zijn ingebracht of hadden kunnen worden ingebracht en die niet tot de conclusie hadden hoeven leiden dat er geen sprake was van een kennelijk ongegrond beroep.
4. De voorzieningenrechter stelt op basis van het verweerschrift vast dat verweerder op dit moment niet voornemens is om verzoeker gedwongen over te dragen. De aangekondigde vluchtgegevens zien uitsluitend op het faciliteren van een vrijwillig vertrek naar Spanje. Verweerder heeft in het verweerschrift aangegeven dat verzoeker de zelfstandige keuze heeft of hij zijn medewerking zal verlenen aan die overdracht. Om die reden is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat op dit moment dan ook geen sprake is van een spoedeisend belang, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2025 door mr. K.M. de Jager, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 december 2004,
3.Verordening (EU) nr. 604/2013.
4.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.