ECLI:NL:RBDHA:2025:10661

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
C/09/682558 / JE RK 25-539
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter op 27 mei 2025 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De kinderrechter oordeelt dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig bedreigd wordt, omdat hij als jong en kwetsbaar kind meer zorg en ondersteuning nodig heeft dan zijn ouders momenteel kunnen bieden. De ouders, de moeder en de vader, hebben beiden hun zorgen en tekortkomingen in de opvoeding, wat leidt tot de noodzaak van een gezinsgerichte voorziening. De moeder heeft inmiddels hulp aanvaard en er zijn positieve ontwikkelingen, maar de kinderrechter is van mening dat de ouders nog niet in staat zijn om [minderjarige] de zorg te bieden die hij nodig heeft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden, met de mogelijkheid om de situatie opnieuw te beoordelen. De kinderrechter benadrukt het belang van samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermers en de noodzaak voor de ouders om hun opvoedvaardigheden te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/682558 / JE RK 25-539
Datum uitspraak: 27 mei 2025
Beschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N. van Amsterdam te Leiden,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. T.S.S. Overes te Almere.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 26 maart 2025;
  • het nagezonden stuk met bijlagen van de gecertificeerde instelling van 28 maart 2025;
- het bericht met bijlagen van de advocaat van de moeder van 26 mei 2025.
1.2.
De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 27 mei 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de advocaat van de vader;
  • [naam 1] en [naam 2] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] , gedragswetenschapper van de gecertificeerde instelling.
1.3.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft in een gezinshuis.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 juni 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 juni 2025.
2.5.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 maart 2025 de machtiging verlengd [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening tot 5 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de gecertificeerde instelling, na wijziging van het verzoek, de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening te verlengen met ingang van 5 juni 2025 voor de duur van een jaar. De gecertificeerde instelling verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Volgens de gecertificeerde instelling is nog altijd sprake van een ernstige ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] . De zorgen die er waren over de verzorgings- en opvoedvaardigheden van de ouders, zijn de afgelopen periode niet afgenomen. Hoewel [minderjarige] binnen het gezinshuis een positieve ontwikkeling doormaakt, blijft [minderjarige] kwetsbaar en vraagt hij bovengemiddeld veel van zijn opvoeders en verzorgers. Ook blijft zijn gezondheid aandacht vragen, hij is vaak ziek en slaapt slecht. Daarnaast is nog niet duidelijk of [minderjarige] schade aan zijn hersenen heeft. [minderjarige] heeft in het gezinshuis opvoeders en verzorgers die hem kunnen bieden wat hij nodig heeft. Tijdens de omgangsmomenten wordt gezien dat de moeder liefdevol is naar [minderjarige] en hem de basiszorg kan geven, zoals een schone luier en een fles. De moeder is echter op dit moment niet in staat om [minderjarige] te bieden wat hij daarnaast nog nodig heeft. Bij de gecertificeerde instelling bestaan bovendien zorgen over de leerbaarheid van de moeder. Er wordt telkens met haar besproken aan welke punten zij moet werken, maar de moeder pakt dit niet op. Bij de vader wordt gezien dat hij in zeer beperkte mate over de vaardigheden beschikt die nodig zijn voor de verzorging van een kind van één jaar oud. Bij alle handelingen die bij de verzorging komen kijken heeft de vader aansturing nodig. Daarnaast is het heel zorgelijk dat de vader niet in behandeling wil om zijn agressie aan te pakken. In het verleden zijn er diverse incidenten geweest en ook richting de jeugdbeschermers heeft de vader zich agressief gedragen. Omdat de ouders bovendien niet open zijn over de status van hun relatie kan de gecertificeerde instelling de veiligheidssituatie bij de ouders thuis niet goed inschatten.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is van mening dat het voor [minderjarige] het beste is als hij snel weer thuis komt wonen. Hoewel de moeder ook ziet dat [minderjarige] het goed doet in het gezinshuis is de moeder van mening dat de vader en zij met hulp uit het eigen netwerk, de verzorging en opvoeding van [minderjarige] weer op zich kunnen nemen. Volgens de moeder gaat de relatie tussen de vader en haar heel goed, is het thuis voldoende veilig en zijn er geen redenen voor zorgen.
Namens de moeder heeft haar advocaat aangegeven dat de moeder het liefst ziet dat [minderjarige] weer naar huis komt, maar dat het niet reëel is te verwachten dat dit ook direct gebeurt. Wel zijn er de afgelopen periode door de moeder positieve stappen gezet. Zo heeft de moeder sinds kort begeleiding en opvoedondersteuning vanuit [instelling] . [instelling] is voornemens om ook de vader hierbij te betrekken. De moeder is inmiddels aangemeld voor een weerbaarheidstraining zoals de gecertificeerde instelling verlangt en zij is aangemeld voor psychodiagnostisch onderzoek om beter zicht te krijgen op haar leervermogen. Ook is de samenwerking tussen de moeder en de jeugdbeschermers de afgelopen periode verbeterd. De contactmomenten tussen de ouders en [minderjarige] worden de komende periode uitgebreid. De advocaat van moeder refereert zich ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling maar verzoekt, gelet op de positieve ontwikkelingen, de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor de duur van zes maanden en het verzoek voor het overige aan te houden.
4.2.
Ook de advocaat van de vader heeft zich op het standpunt gesteld dat verlenging van de ondertoezichtstelling nodig is. Met betrekking tot de machtiging tot uithuisplaatsing is namens de vader aangegeven dat het belangrijk is dat deze wordt verlengd, maar maximaal voor de duur van zes maanden, gelet op de positieve ontwikkelingen bij de vader en de moeder. De vader is druk bezig andere woonruimte voor zichzelf te zoeken, omdat de zorgen met betrekking tot de veiligheid rond [minderjarige] met name zien op incidenten die in het verleden plaatsvonden tussen de moeder en de vader. Juist om ervoor te zorgen dat [minderjarige] weer bij zijn moeder kan wonen, zoekt de vader andere woonruimte. Namens de vader is benadrukt dat er geen recente politiemeldingen zijn geweest en dat hij inmiddels in behandeling is voor zijn agressie.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [2] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd, omdat [minderjarige] een nog heel jong en kwetsbaar kind is dat aanzienlijk meer van zijn verzorgers en opvoeders nodig heeft dan zijn moeder en vader hem op dit moment kunnen bieden. Tijdens de omgangsmomenten die er met [minderjarige] zijn wordt een liefdevolle moeder gezien die het beste voor [minderjarige] wil. Duidelijk is echter ook dat de verzorging die de moeder [minderjarige] kan bieden niet verder gaat dan de meest basale verzorging voor een klein kind. Ook wordt gezien dat de vaardigheden om een klein kind te verzorgen bij de vader vrijwel geheel ontbreken. Met andere woorden, de zorgen over de opvoedvaardigheden van de ouders zijn niet afgenomen. De gezondheid van [minderjarige] blijft bovendien een punt van zorg. Hij is nog steeds vaak ziek en slaapt slecht. Binnen het gezinshuis waar [minderjarige] inmiddels ongeveer een jaar woont, maakt hij een positieve ontwikkeling door en heeft hij verzorgers en opvoeders die aansluiten bij wat [minderjarige] op dit moment nodig heeft. [minderjarige] zit op dit moment in het gezinshuis op zijn plek. Tegelijkertijd is het positief dat beide ouders heel graag willen dat [minderjarige] weer thuis komt wonen en dat de moeder inmiddels de hulp heeft aanvaard die zij hard nodig heeft.
5.3.
De kinderrechter ziet dus positieve ontwikkelingen. Maar, zoals ook tijdens de zitting aangegeven, zijn deze ontwikkelingen nog heel pril en is het bovendien nog afwachten of de ouders hiermee ook daadwerkelijk de stappen zetten die nodig zijn. De nabije toekomst zal moeten uitwijzen of de ouders hun opvoedvaardigheden kunnen vergroten, of zij voldoende kunnen aansluiten bij de behoeften van [minderjarige] en of de veiligheidsrisico’s voldoende kunnen worden weggenomen. Daar is meer voor nodig dan begeleiding en een aanmelding voor trainingen. Het is om die reden goed dat de omgangsmomenten tussen [minderjarige] en zijn ouders de komende periode worden uitgebreid. Op die manier kunnen de ouders laten zien dat zij een ontwikkeling doormaken. Ook zal bij de moeder het psychodiagnostisch onderzoek moeten plaatsvinden om zo meer duidelijkheid te krijgen over haar leervermogen. Het blijft uiteraard belangrijk dat de beide ouders de komende periode blijven samenwerken met de jeugdbeschermers en open zijn over hun relatie. Ook dient de vader met de behandeling van zijn agressieproblematiek, die hij naar eigen zeggen volgt, verder te gaan en zullen er geen agressie-incidenten meer mogen plaatsvinden. Niet alleen niet richting de moeder maar ook niet richting de jeugdbeschermers.
5.4.
De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar. De machtiging tot uithuisplaatsing wordt verlengd voor een periode van zes maanden. Deze periode is korter dan door de gecertificeerde instelling verzocht. Dit doet de kinderrechter om de ouders aan te moedigen verder te gaan op de weg die zij onlangs lijken te zijn ingeslagen. Na zes maanden kan worden bekeken hoe de contactmomenten verlopen en of de ouders de ontwikkeling doormaken die nodig is.
5.5.
De kinderrechter verzoekt de gecertificeerde instelling minimaal één week voor de nog nader te bepalen zitting een schriftelijke update toe te zenden aan de rechtbank en de andere belanghebbenden, waarin zij ook haar standpunt geeft omtrent het restant van het verzoek.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 5 juni 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een gezinsgerichte voorziening tot 5 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan
tot een nader te bepalen zitting, gelegen vóór 5 december 2025, tegen welke zitting de gecertificeerde instelling, de vader en de moeder en hun advocaten dienen te worden opgeroepen;
6.5.
verzoekt de gecertificeerde instelling om minimaal één week voor die zitting de rechtbank en de belanghebbenden schriftelijk te informeren over de laatste stand van zaken en verzoekt de Raad zich voor die zitting uit te laten of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2025 door mr. A.P. de Klerk, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.J.C. Eikelenboom als griffier, en op schrift gesteld op 11 juni 2026.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.
2.Artikel 1:265 BW.