3.2.Hierna beoordeelt de rechtbank het beroep tegen de maatregel van bewaring. Daarbij bespreekt zij de beroepsgronden en toetst zij de rechtmatigheid van de bewaring ambtshalve.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser de procedure voorafgaand aan de inbewaringstelling niet heeft bestreden. De bewaring is niet op die grond onrechtmatig.
5. De rechtbank is van oordeel dat eiser terecht op grond van artikel 59a, van de Vw in bewaring is gesteld. Op het moment van de inbewaringstelling bestond er een concreet aanknopingspunt voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening. Gebleken is dat eiser een Deens verblijfsdocument heeft met een geldigheidsdatum tot 14 juli 2024. Daarom heeft de minister op 25 juli 2024 een Dublinclaim bij de Deense autoriteiten ingediend. Deze claim is op 22 september 2024 geaccepteerd. Daarnaast heeft de minister op 7 januari 2025 een overdrachtsbesluit genomen en is het daartegen ingediende beroep ongegrond verklaard.
6. De rechtbank stelt vast dat uit de uitspraak van de Afdelingvan 25 maart 2020volgt dat, om de zware gronden 3a, 3b en 3k aan de maatregel ten grondslag te kunnen leggen, het voldoende is dat deze gronden feitelijk juist zijn. De rechtbank oordeelt dat de grond 3a feitelijk juist is, omdat eiser weliswaar in het bezit is van een paspoort, maar zonder een geldig visum of verblijfsvergunning naar Nederland is gekomen. Ook grond 3b is feitelijk juist, omdat eiser na binnenkomst in Nederland zich eerst na zes dagen heeft gemeld in Ter Apel. De grond 3k is ook feitelijk juist, omdat eiser op 7 januari 2025 een overdrachtsbesluit heeft ontvangen, maar niet heeft meegewerkt aan de overdracht aan Denemarken. Zo stond op 13 maart 2025 al een overdracht aan Denemarken gepland, maar is eiser niet verschenen. In de niet onderbouwde beroepsgrond dat eiser op 13 maart 2025 naar het ziekenhuis is gegaan, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiser zich niet doelbewust buiten het bereik van de autoriteiten heeft geplaatst. Ook de lichte gronden 4c en 4d zijn terecht aan de maatregel ten grondslag gelegd, omdat eiser niet staat ingeschreven in de BRP en daarnaast ook niet beschikt over eigen zelfstandige financiële middelen. De minister heeft voldoende gemotiveerd waarom ook deze gronden aan de maatregel ten grondslag kunnen worden gelegd. Op het moment van de inbewaringstelling bestond er dan ook een significant risico op onderduiking. Hetgeen eiser heeft aangevoerd in het kader van de verlenging van de overdrachtstermijn op grond van de Dublinverordening, ligt in onderhavige procedure niet ter toetsing voor. In aanvulling hierop merkt de rechtbank op dat deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, op 6 juni 2025 uitspraak heeft gedaan met betrekking tot de Dublinoverdracht aan Denemarken. Daarin is ook een oordeel gegeven over de verlenging van de overdrachtstermijn.
7. Gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, is de minister er terecht vanuit gegaan dat eiser niet uit eigen beweging gevolg zal geven aan de op hem rustende vertrekplicht. Een lichter middel volstond daarom niet om de overdracht van eiser te verzekeren. Daarvoor verwijst de rechtbank naar de hiervoor onder 6. gegeven overweging ten aanzien van de grond 3k. Verder stelt de rechtbank vast dat de minister ook de medische omstandigheden van eiser voldoende heeft betrokken bij de oplegging van de maatregel van bewaring. Door de minister is eiser erop gewezen dat medische behandeling in het detentiecentrum beschikbaar is. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken van andere persoonlijke belangen van eiser die de bewaring voor hem onevenredig bezwarend maken en waarin de minister aanleiding heeft moeten zien eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen.
Voortvarendheid en zicht op overdracht
8. De rechtbank is van oordeel dat de minister, tot aan de opheffing van de maatregel, voldoende voortvarend heeft gewerkt aan de overdracht van eiser en dat zicht op overdracht naar Denemarken bestond. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de inbewaringstelling op
26 mei 2025 heeft plaatsgevonden en dat eiser op 10 juni 2025 is uitgezet naar Denemarken. Daarnaast heeft de minister op 28 mei 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd.