Op 16 juni 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, wonende te [woonplaats], had de wraking aangevraagd van mr. M.J. Pelinck, rechter in een belastingzaak. De procedure begon met een mondeling wrakingsverzoek op 8 mei 2025, waarin verzoeker zijn gronden uiteenzette. Hij stelde dat de rechter niet begreep waar het geschil over ging en dat er sprake was van positieve discriminatie, omdat hij wel vermogensbelasting moest betalen terwijl zijn collega's dat niet hoefden. Verzoeker vond dat de rechter de kern van het geschil verkeerd had gedefinieerd en dat dit een schijn van vooringenomenheid wekte.
De wrakingskamer beoordeelde het verzoek en concludeerde dat een rechter alleen gewraakt kan worden als er objectieve aanwijzingen zijn voor partijdigheid. De kamer oordeelde dat de opmerkingen van de rechter tijdens de zitting niet duidden op een gebrek aan dossierkennis of vooringenomenheid. De rechter had verzoeker voldoende gelegenheid gegeven om zijn standpunt toe te lichten. De wrakingskamer oordeelde dat er geen grond was voor de veronderstelling dat de rechter niet onpartijdig was en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.