Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, kreeg te maken met een afwijzing van deze aanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Het primaire besluit, waarbij de aanvraag niet in behandeling werd genomen, dateert van 19 november 2024. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.
Op 25 maart 2025 heeft de minister op het bezwaar beslist, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, terwijl de termijn daarvoor inmiddels was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen voorlopige voorziening meer kon worden verzocht, omdat er geen bezwaar of beroep meer aanhangig was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.