ECLI:NL:RBDHA:2025:10486

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
AWB 24-16842
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na beslissing op bezwaar

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd had aangevraagd, kreeg op 5 oktober 2024 een afwijzing van de minister van Asiel en Migratie. Hiertegen heeft verzoeker bezwaar gemaakt en tegelijkertijd verzocht om een voorlopige voorziening. Op 19 december 2024 heeft de minister op het bezwaar beslist, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, waardoor de termijn hiervoor inmiddels was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen voorlopige voorziening meer kon worden verzocht, omdat er geen bezwaar of beroep meer aanhangig was. Het verzoek werd daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/16842

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 oktober 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 19 december 2024 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Aangezien verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Gebleken is dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar, terwijl de termijn daarvoor inmiddels is verlopen, zodat geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.