ECLI:NL:RBDHA:2025:10481

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
C/09/683541 / FT RK 25/402 en C/09/683544 / FT RK 25/403
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in een schuldregeling met een overgrote meerderheid van schuldeisers

In deze zaak heeft de heer [naam 1] een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag om een dwangakkoord op te leggen aan zijn schuldeiser, [bedrijfsnaam] B.V., die niet akkoord ging met zijn schuldregeling. De heer [naam 1] heeft een aanzienlijke schuldenlast van € 54.101,97 aan 42 schuldeisers en heeft met hulp van de gemeente Den Haag een voorstel gedaan om een deel van de vordering te voldoen en het resterende deel kwijt te schelden. De meerderheid van de schuldeisers heeft ingestemd met dit voorstel, maar [bedrijfsnaam] heeft geweigerd. De rechtbank heeft op 3 juni 2025 besloten het verzoek van de heer [naam 1] toe te wijzen, omdat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd en de weigering van [bedrijfsnaam] onredelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het voorstel het maximaal haalbare is en dat de belangen van de meerderheid van de schuldeisers zwaarder wegen dan die van [bedrijfsnaam]. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de aard van de vordering van [bedrijfsnaam] niet van doorslaggevende betekenis is voor de beslissing. Het verzoek om toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) is afgewezen, omdat het dwangakkoord is toegewezen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/683541 / FT RK 25/402 en C/09/683544 / FT RK 25/403
vonnis van 3 juni 2025(bij vervroeging)
in de zaak van
[naam 1],
wonende te [adres]
[postcode] [woonplaats] ,
hierna: de heer [naam 1] ,
tegen
[bedrijfsnaam] B.V., vertegenwoordigd door Buik & Van der Horst Gerechtsdeurwaarders,
gevestigd te Almere,
hierna: [bedrijfsnaam] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [naam 1] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Hij heeft een voorstel gedaan aan zijn schuldeisers, waarbij een deel van de vordering wordt voldaan en het resterende deel door de schuldeiser wordt kwijtgescholden. Omdat niet alle schuldeisers met dit voorstel hebben ingestemd, heeft de heer [naam 1] de rechtbank verzocht het aangeboden akkoord dwingend op te leggen. Dit verzoek wordt door de rechtbank toegewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De feiten waar de rechtbank van uit gaat

1.1.
De heer [naam 1] heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 54.101,97 aan 42 schuldeisers. Het is de heer [naam 1] niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Den Haag heeft hij voor het laatst op 5 september 2024 een schuldregeling aangeboden (saneringsakkoord). Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang een uitkering ineens wordt aangeboden van 16,22% en aan de gewone schuldeisers een uitkering ineens van 8,11%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
1.2.
[bedrijfsnaam] is als enige schuldeiser niet akkoord gegaan met dit voorstel. De heer [naam 1] had ten tijde van het voorstel aan de schuldeisers een schuld aan [bedrijfsnaam] van
€ 4.410,11. Dat is 8,15% van de totale schuldenlast.
1.3.
De overige 41 schuldeisers hebben het aanbod aanvaard.
1.4.
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [naam 1] bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank [bedrijfsnaam] dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).

2.De procedure

2.1.
De verzoeken van de heer [naam 1] zijn behandeld op de zitting van 26 mei 2025. Op deze zitting verschenen:
- de heer [naam 1] , vergezeld door [naam 2] (partner),
- [naam 3] , schuldhulpverlener van de gemeente Den Haag,
- [naam 4] , beschermingsbewindvoerder,
- [naam 5] , namens [bedrijfsnaam] .
2.2.
De uitspraak is bepaald op 9 juni 2025 met mededeling dat zo mogelijk bij vervroeging uitspraak zal worden gedaan.

3.Standpunten van partijen

3.1.
De heer [naam 1] stelt dat het onredelijk is dat [bedrijfsnaam] het aanbod niet aanvaardt. Volgens hem heeft hij al het mogelijke gedaan om het aangeboden percentage aan zijn schuldeisers aan te bieden en kan hij niet meer aanbieden dan hij heeft gedaan. De weigering van [bedrijfsnaam] schaadt het belang van het overgrote deel van de schuldeisers, die wel hebben ingestemd.
3.2.
[bedrijfsnaam] heeft op 18 april 2025 schriftelijk én op de zitting verweer gevoerd en stemt samengevat om de volgende redenen niet in met de aangeboden schuldregeling. De heer [naam 1] heeft nooit contact gezocht en heeft er alles aan gedaan om onder deze schuld uit te komen. [bedrijfsnaam] B.V. is een stamrecht vennootschap, is beperkt van omvang en opgezet als pensioenvoorziening. Het door de heer [naam 1] verschuldigde geld is nodig voor het pensioen van [naam 5] . De schuld is niet te goeder trouw ontstaan.

4.De beoordeling van de verzoeken

4.1.
De rechtbank zal het verzoek van de heer [naam 1] om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
4.2.
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat [bedrijfsnaam] weigert in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente
Den Haag. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
4.4.
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen (van een (groot) deel) van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
4.5.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer [naam 1] heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
4.6.
Het voorstel dat de heer [naam 1] aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. Het voorstel dat aan de schuldeisers is gedaan is gebaseerd op de inkomsten van de heer [naam 1] , die 40 uur per week werkt. Het voorstel is verhoogd met een extra inleg van € 468,76. De financiële positie is stabiel, de vaste lasten worden betaald en er ontstaan geen nieuwe schulden.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
4.7.
De overgrote meerderheid van de schuldeisers, die samen ruim 92% van de totale schuldenlast vertegenwoordigen, heeft ingestemd met de aangeboden schuldregeling. De belangen van deze schuldeisers wegen, vanwege de gezamenlijke omvang, zwaarder dan dat van [bedrijfsnaam] .
4.8.
Uit de bij het verzoekschrift gevoegde stukken blijkt dat het dwangakkoord voor alle schuldeisers tot een gunstiger resultaat leidt dan de WSNP. Toepassing van de WSNP leidt tot hoge kosten, doordat de vergoeding van de bewindvoerder uit het gespaarde saldo wordt voldaan. Hierdoor blijft een lagere uitkering voor de schuldeisers over.
Het aangeboden akkoord wordt op korte termijn aan de schuldeisers overgemaakt, zodat zij het dossier kunnen sluiten.
Argumenten van [bedrijfsnaam]
4.9.
[bedrijfsnaam] heeft nog aangevoerd dat de schuld niet te goeder trouw is ontstaan. Bij de
belangenafweging als bedoeld in artikel 287a lid 5, Fw hoeft de aard van de vordering geen doorslaggevende rol te spelen, maar kan die het belang van die schuldeiser bij diens weigering benadrukken. De rechtbank is van oordeel dat die aard, afgezet tegen voormeld gunstiger resultaat bij aanvaarding van het akkoord, niet van doorslaggevende betekenis is. Bovendien is de schuld aan [bedrijfsnaam] al in 2015 ontstaan en is door beslag op de inkomsten van de heer [naam 1] inmiddels op de schuld afgelost. Deze bedraagt nu € 4.067,00.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
4.10.
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt [bedrijfsnaam] in te stemmen met de onder 1.1 bedoelde schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Dit is een beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met F.J. Knaap LL.B., griffier. Deze beslissing is bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die in het ongelijk is gesteld gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.