ECLI:NL:RBDHA:2025:10478

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
AWB 24-18534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsdocument EU/EER

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een verblijfsdocument EU/EER had aangevraagd, kreeg te maken met een besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat de aanvraag niet in behandeling werd genomen. Dit besluit werd genomen op 27 september 2024. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Op 10 januari 2025 besloot de minister op het bezwaar, maar verzoeker heeft geen beroep ingesteld tegen deze beslissing, terwijl de termijn daarvoor inmiddels was verstreken. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen bezwaar meer aanhangig was en dat het verzoek om een voorlopige voorziening daarom kennelijk niet-ontvankelijk was. De voorzieningenrechter verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 24/18534

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker,

V-nummer: [V-nummer]
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 september 2024 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om verlening van een verblijfsdocument EU/EER niet in behandeling genomen.
Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 10 januari 2025 heeft verweerder op het bezwaar beslist.
De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Awb kan een voorlopige voorziening alleen worden verzocht zolang er bezwaar of beroep aanhangig is.
2. Aangezien verweerder inmiddels op het bezwaar heeft beslist, is er geen bezwaar meer aanhangig. Gebleken is dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen deze beslissing op bezwaar, terwijl de termijn daarvoor inmiddels is verlopen, zodat geen toepassing kan worden gegeven aan artikel 8:81, vijfde lid, van de Awb (het aanmerken van een verzoek om een voorlopige voorziening hangende bezwaar als een verzoek om voorlopige voorziening hangende beroep).
3. Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.